(05.04.12) In zijn advies Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief stelt de Onderwijsraad dat er meer ruimte moet komen voor het stichten van scholen. Een school die voldoende leerlingen weet te trekken en vooraf deugdelijk onderwijs garandeert, voorziet in een maatschappelijke behoefte en heeft recht op overheidsbekostiging. Stichting van scholen moet ook mogelijk zijn op basis van pedagogische visies of nieuwe levensbeschouwelijke overtuigingen. De Tweede Kamer had de raad gevraagd om een ‘gezaghebbende interpretatie’ van Artikel 23 van de Grondwet.
Met het advies reageert de Onderwijsraad op het verzoek van de Tweede Kamer. Op zich een ietwat merkwaardig fenomeen, want de Kamer vraagt feitelijk aan de raad: leg ons nu eens duidelijk uit wat wij opgeschreven hebben...
Sinds het artikel bijna een eeuwgeleden in de Grondwet terechtgekomen is, heeft het een spoor van discussie en interpretatieverschillen achtergelaten. Dat maakt het verzoek van de Tweede Kamer dan ook iets minder opmerkelijk.
Ruimere interpretatie
De Onderwijsraad heeft zich de vraag gesteld of het grondwetsartikel nog in de huidige tijd past. De raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Artikel 23 is in zijn ogen van grote waarde, want het maakt variëteit in het onderwijs mogelijk en sluit zo aan bij de grote maatschappelijke verscheidenheid die ons land kenmerkt.
Aanpassing van het grondwetsartikel is niet nodig. Wel is er volgens de raad aanleiding om enkele basisbeginselen ruimer te interpreteren. Op dit moment kan de overheid openbare scholen stichten en kunnen ouders en schoolbesturen bijzondere scholen oprichten. Dat laatste kan alleen op basis van een levensbeschouwelijke of religieuze oriëntatie. Volgens de Onderwijsraad moeten ouders in deze tijd in beginsel onderwijs kunnen kiezen dat dicht bij hun eigen levensvisie ligt. Dat is onverminderd belangrijk, omdat op die manier leraren, leerlingen en ouders zich verbinden aan gemeenschappelijke waarden, en vanuit een eigen identiteit bruggen kunnen slaan naar anderen.
De Onderwijsraad wil komen tot een ruimere interpretatie van het begrip richting. Als het aan de raad ligt, zou 'richting' als zodanig geen bepalende rol meer moeten spelen in de wetgeving. Ook de overeige wetgeving zou moet worden aangepast aan het open richtingbegrip.
Kwaliteit onderwijs
De Onderwijsraad stelt verder dat mag de vrijheid van onderwijs niet mag verhinderen dat de overheid zich bemoeit met de kwaliteit van het onderwijs. Leerlingen hebben boven alles recht op goed onderwijs. Het is in hoge mate bepalend voor hun kansen in de samenleving.
De raad vindt dat de overheid strenge eisen mag stellen aan scholen. Artikel 23 biedt voldoende ruimte om bij het grondwettelijke begrip 'deugdelijkheidseisen' de daadwerkelijke onderwijskwaliteit te betrekken. Voorafgaand aan de eerste bekostiging moet de overheid toetsen of voldaan wordt aan minimum deugdelijkheidseisen en of het onderwijs past binnen de democratische rechtsstaat.
Objectieve normen
De eisen van de overheid moeten gebaseerd zijn op voldoende duidelijke en mogelijk objectieve wettelijke normen. De raad doet concrete voorstellen voor de toepassing van het richtingbegrip per onderwerp. Is objectiviteit van normen niet mogelijk, dan moeten betrokkenen adequate rechtsbescherming krijgen. De onderwijsraad vindt dat één van de partijen bij aarzeling de zaak aan de rechter met kunnen voorleggen.
bron Persbericht Onderwijsraad 05.04.12. Klik hier voor een samenvatting of de volledige tekst van het advies van Onderwijsraad.
vorig bericht (15.09.11) Advies Onderwijsraad gevraagd over vrijheid van onderwijs
grondrecht Artikel 23 Nederlandse Grondwet