(09.09.11) Een 15-jarige leerlinge van het Don Bosco College in Volendam is door het Gerechtshof van Amsterdam in het ongelijk gesteld. Het gerechtshof vindt dat een katholieke school een hoofddoekjesverbod mag uitvaardigen, indien dit maar consequent wordt toegepast.
In een negen pagina tellende uitspraak van het gerechtshof worden feiten, overwegingen en conclusie op een rijtje gezet. Kort samengevat komt de zaak op het volgende neer.
De feiten
Een 15-jarig meisje is sinds het begin van het schooljaar 2009-2010 leerling van het Don Bosco College te Volendam. Volgens het aanmeldingsformulier is zij moslim. De ouders hebben te kennen gegeven dat zij de katholieke grondslag van het Don Bosco respecteren. In het schoolreglement staat met ingang van 2010-2011: 'Het is ten strengste verboden (..) binnen de school gezichtsbedekkende kleding, petten, hoeden, mutsen of hoofddoekjes te dragen’.
Op 22 februari 2010 hebben vier leerlingen aangegeven dat zij overwogen op grond van hun geloof een hoofddoek te gaan dragen. Het Don Bosco heeft hen meegedeeld dat de school zich intern zou beraden. De directie verzocht het viertal geen hoofddoek te dragen tot het bestuur een beslissing zou hebben genomen. De leerlingen voldeden aanvankelijk aan dat verzoek. Op 30 augustus 2010 echter verscheen het 15-jarige meisje op de eerste lesdag van het nieuwe schooljaar met een hoofddoek op. De toegang tot de lessen werd haar ontzegd omdat zij weigerde de hoofddoek af te doen. Zij mocht tijdelijk in een andere kamer haar schoolwerk bijhouden.
Op 8 september gaf het Don Bosco aan van plan te zijn om het meisje van school te verwijderen, omdat ze bewust een schoolregel had overtreden. Na gesprekken met de vader koos de leerling ervoor om vanaf 21 september 2010 de lessen zonder hoofddoek te gaan volgen.
Inmiddels had de vader het Bureau Discriminatiezaken gevraagd te onderzoeken of de school met zijn voornemen onderscheid op grond van godsdienst gemaakt heeft. De Commissie Gelijke Behandeling deed op 7 januari 2011 de uitspraak dat de school een verboden onderscheid heeft gemaakt.
De vader vroeg vervolgens excuus van de school. Ook verzocht hij om een symbolische schadevergoeding van 500 euro. De rechter wees dit verzoek af. De vader ging daarop in hoger beroep bij het Gerechtshof in Amsterdam. Ook daar kreeg de vader geen gelijk.
Overwegingen
Het gerechtshof stelde het bestuur van het Don Bosco onder meer in het gelijk op grond van de volgende overwegingen:
• Aan een instelling van bijzonder onderwijs komt de vrijheid toe bij de toelating eisen te stellen.
• Als het gaat om bijzonder onderwijs met een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag, past de rechter grote terughoudendheid.
• Er mag geen sprake zijn van willekeurig beleid. De school moet consequent handelen.
• De schoolregels moeten consequent zijn. Ze hoeven geen onderdeel uit te maken van een meer omvattend beleid op grond van godsdienst of levensbeschouwing. Een school mag op nieuwe situaties reageren met nieuwe regels.
Conclusie
Het gerechtshof komt tot de conclusie dat de school consequent heeft gehandeld. Het hof merkt verder op: 'De beoordeling wat nodig is voor de verwezenlijking van de godsdienstige grondslag, komt (-) in beginsel toe aan de Stichting zelf. Of het Don Bosco College in de praktijk niet strikt katholiek is, zoals de vader vboor de rechter aangaf, staat niet ter beoordeling van de rechter, aldus het Amsterdamse gerechtshof.
bron uitspraak Gerechtshof Amsterdam 06.09.11, LJN BR6764 (tekst vonnis)
grondrecht Artikel 1 en Artikel 6 Nederlandse Grondwet; Algemene wet gelijke behandeling, artikel 7; EVRM, artikel 9, artikel 2, artikel 14, artikel 8; Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 8