Utrecht legde een vrouw een korting op haar gezinsuitkering op omdat ze bij een sollicitatietraining haar gezichtsbedekkende niqaab niet wilde afdoen.
De gemeente stuurde de vrouw in 2013 naar een training om het vinden van een baan te bespoedigen. De vrouw is moslima en draagt een niqaab die haar hele gezicht bedekt. Het dragen van de niqaab tijdens de training was verboden, omdat het de re-integratie zou belemmeren. Een hoofddoek mocht ze wel dragen. Een ambtenaar wees haar verschillende keren op die regel, maar de vrouw weigerde haar niqaab af te doen.
Daarop verlaagde de gemeente als sancie de bijstandsuitkering van het gezin gedurende twee maanden met 30 procent. Het ging om een bedrag van in totaal zo’n 500 euro.
De vrouw ging in beroep en uiteindelijk kwam de zaak voor bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht, het hoogste echtscollege in dergelijke zaken. De Centrale Raad wees onlangs haar beroep tegen de korting af. De inbreuk op haar vrijheid een niqaab te dragen en daarmee op de vrijheid van godsdienst, was volgens het college nodig ‘in het belang van de rechten en vrijheden van anderen’.
Letterlijk staat in het vonnis: ‘De kans dat appellante snel uitstroomt naar arbeid is als gevolg van het dragen van een niqaab minimaal. Het onbedekte gezicht speelt een belangrijke rol in het contact tussen personen en vormt bij het verkrijgen van arbeid een belangrijk element in de besluitvorming. Aannemelijk wordt geacht dat in de huidige maatschappelijke context, het dragen van een niqaab belemmerend werkt bij het verkrijgen van toegang tot de arbeidsmarkt, wat een onnodige druk legt op de publieke middelen. Gelet hierop moet (…) de inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid in de vorm van een verbod een niqaab te dragen tijdens een werktraining noodzakelijk worden geacht in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.’
Met dezelfde formulering ‘in het belang van rechten van anderen' heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 2015 het Franse verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in de openbare ruimte in stand gelaten.
Voor de vrouw uit Utrecht maakte het resultaat niet veel meer uit, want haar man kreeg werk in Engeland en het gezin is inmiddels daar naartoe verhuisd.
NRC Handelsblad vroeg Titia Loenen, hoogleraar mensenrechten aan de Universiteit Leiden, om commentaar op de uitspraak. Ze noemde het vonnis niet verrassend: ’Het gaat niet in tegen bestaande rechtspraak. De nationale autoriteiten hebben ruime beleidsvrijheid op dat gebied. In 2011 ging Frankrijk ook zijn bevoegdheid niet te buiten met een verbod op bedekkende kleding. Daar zat ook het idee achter dat je moet kunnen communiceren.’
Over een compleet verbod op gezichtsbedekkende kleding wordt in Nederland al jaren gesproken. Eind november 2016 stemde een meerderheid van de Tweede Kamer in met een boerkaverbod in delen van de openbare ruimte. Het voorstel houdt in dat boerka’s, niqaabs, bivakmutsen en integraalhelmen verboden worden in het onderwijs, het openbaar vervoer, ziekenhuizen en in overheidsgebouwen.
Het is nog onbekend of er ook een meerderheid in de Eerste Kamer is voor het verbod. De partijen die dinsdag vóór het verbod stemden in de Tweede Kamer hebben op dit moment wel een meerderheid in de Eerste Kamer. Eerder adviseerde de Raad van State negatief over het voorstel. Volgens de raad moeten scholen en ziekenhuizen zelf regels kunnen maken over gezichtsbedekkende kleding.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep (9 mei 2017)