De Raad van State heeft de Stichting Islamitisch Onderwijs Amsterdam in het gelijk gesteld in haar zaak over de financiering tegen het ministerie van Onderwijs.
Gesteund door de gemeente Amsterdam heeft staatssecretaris Dekker van Onderwijs de financiering van de nieuwe islamitische school tot nu toe tegengehouden omdat beiden vinden dat - in de woorden van de Amsterdamse wethouder van Onderwijs - het schoolbestuur ‘met de rug naar de samenleving staat’.
Aanleiding was in 2014 het feit dat een bestuurslid van de stichting op Facebook openlijk zijn sympathie voor Islamitische Staat zou hebben betuigd. De bestuurder in kwestie vertrok daarna weliswaar, maar het bestuur zou volgens staatssecretaris Dekker te weinig afstand van 's mans uitlatingen hebben genomen. Vervolgens zou de stichting niet hebben willen meewerken aan een onderzoek van de Onderwijsinspectie om een en ander verder uit te zoeken.
Naar het oordeel van de Raad van State 'rechtvaardigen de feiten en omstandigheden in deze zaak niet de conclusie van de staatssecretaris', namelijk dat er een gegronde reden aanwezig zou zijn om aan te nemen dat de stichting niet aan de voorwaarden voor bekostiging voldoet.
In zijn vonnis van 26 juli 2017 komt de Raad van State tot de conclusie dat het huidige bestuur wel degelijk voldoende afstand heeft genomen van de uitlatingen. Ook constateerde de raad dat de inspectie nooit formeel een verzoek bij de stichting heeft ingediend om mee te werken. Dit samen zorgt er volgens de Raad van State voor dat het ministerie te ver is gegaan met zijn weigering deze school te bekostigen. Art. 23 Gw zegt dat scholen van verschillende signatuur gelijk worden behandeld en de Raad van State heeft met zijn vonnis aangegeven dat de staatssecretaris dat bij deze aanvraag onvoldoende gedaan heeft.
In een redactioneel commentaar van 28 juli schreef Trouw naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State:
'Politici die zich zorgen maken over de sfeer in het islamitisch onderwijs kunnen inderdaad beter de koninklijke weg bewandelen: dat vergt een stevig debat over een eventuele wetswijziging en over de grenzen van de vrijheid van onderwijs. Want hoe begrijpelijk de zorgen van de staatssecretaris ook zijn, die vrijheid van onderwijs blijft een groot goed.'
Uitspraak Raad van State (26.07.2017)