De Raad van State vindt dat de wetgever steeds vaker een stapje terug doet ten gunste van de uitvoerende macht. Daarmee geeft de politiek een deel van zijn taak vrijwillig uit handen.
In de inleiding van het Jaarverslag 2018 doet de Raad van State een beroep op de politiek om het wetgevingsproces te versterken. De overheid kiest er steeds vaker voor om maatschappelijke groeperingen al in een vroeg stadium bij de totstandkoming van wetten en regels te betrekken. Ook sluit de overheid akkoorden die haar vervolgens verplichten om afspraken in wetten vast te leggen. Zo geeft de wetgever volgens de Raad van State een deel van zijn eigen taak uit handen en levert de politiek in op de ruimte om zelf belangen af te wegen ten opzichte van het algemeen belang.
Volgens de Raad van State is er al een aantal jaren een proces gaande waarbij de wetgever de uitvoerende macht steeds meer ruimte biedt voor oplossingen die aansluiten bij de praktijk van alledag. Vervolgens worden de normen die de wetgever zelf in de wet moet invullen, dan zo open geformuleerd dat ze nauwelijks richting kunnen geven.
De Raad van State zegt hierover in zijn Jaarverslag 2018:
Dit terugtreden van de wetgever ten gunste van de uitvoerende macht heeft weliswaar voordelen voor de slagkracht van de overheid, maar doet afbreuk aan de functie van wetgeving als rechtsstatelijke waarborg. (…) Het wetgevingsproces is geen stempelmachine van besluiten die anderen dan de wetgever hebben genomen. Niet alleen kan deze ontwikkeling het vertrouwen van de burger in de democratische rechtsstaat aantasten, maar ook stelt ze zowel de uitvoerende als de rechterlijke macht voor problemen. Het bestuur moet zelf regels maken en de rechter moet invulling geven aan open normen in de wet en antwoorden vinden waar de wet die duidelijkheid niet biedt.