Website over de 23 grondrechten in de Grondwet

Nieuws

De coronacrisis en de grondrechten (1)

Op 23 maart besluit het kabinet in verband met de coronacrisis onder andere tot 1 juni 2020 grote bijeenkomsten te verbieden. Wat zijn de gevolgen voor onze grondrechten?

Sommige mensen vroegen zich af hoe de maatregel om groepen te verbieden samen te komen zich bijvoorbeeld verhoudt tot art. 8 en 9 Gw waarin de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering vastliggen.
Adriaan Wierenga van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid van de Rijksuniversiteit Groningen is gespecialiseerd in noodrecht. Hij zei erover op Radio Noord:
Het noodrecht is juist bedoeld om in uitzonderlijke situaties - wat normaal gesproken niet mag - het bestuur bepaalde mogelijkheden te geven voor het inperken van de grondrechten.

De Wet veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid bieden de overheid de mogelijkheid om de regie in handen te nemen bij het bestrijden van epidemieën. Wat er feitelijk op grond van deze twee wetten gebeurt, is dat de voorzitters van de 25 veiligheidsregio's – d.w.z. de burgemeesters van de grote steden in die regio's  - de noodverordeningen op aanwijzing van het kabinet opstellen.
Voor het handhaven van het verbod heeft de minister van Justitie en Veiligheid de burgemeesters opgedragen om gebruik te maken van hun bevoegdheid toezicht te houden op openbare bijeenkomsten.
Met andere woorden: in de praktijk zijn de burgemeesters de uitvoerders van het Haagse noodbeleid.

Art. 103 Gw
Hoewel het allemaal niet erg democratisch lijkt, is het noodrecht – zoals Adriaan Wierenga al aangaf - juist wél gebaseerd op de Grondwet. Art. 103 Gw regelt dat art. 6 t/m 9 Gw en art. 12-13 Gw (gedeeltelijk) mogen worden ingeperkt in een uitzonderingstoestand.

Letterlijk zegt art. 103 Gw het volgende:

100000 De wet bepaalt in welke gevallen ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid bij koninklijk besluit een door de wet als zodanig aan te wijzen uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd; zij regelt de gevolgen.
2 Daarbij kan worden afgeweken van de grondwetsbepalingen inzake de bevoegdheden van de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen, van de grondrechten geregeld in de artikelen 6, voor zover dit de uitoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen van het in dit artikel omschreven recht betreft, 7, 8, 9, 12, tweede en derde lid, en 13, alsmede van artikel 113, eerste en derde lid.
3 Terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand en voorts, zolang deze niet bij koninklijk besluit is opgeheven, telkens wanneer zij zulks nodig oordelen beslissen de Staten-Generaal omtrent het voortduren daarvan; zij beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

 

Opmerkelijk is dat art. 10 Gw over de persoonlijke levenssfeer niet in art. 103 Gw genoemd wordt. Met zijn maatregelen heeft het kabinet te kennen gegeven eigenlijk ook te willen ingrijpen in grote huiselijke bijeenkomsten. Het huisrecht, zoals dat vastligt in art. 10 Gw, staat hiermee ter discussie.

Religieuze bijeenkomsten
Art. 6 Gw regelt in het eerste de vrijheid van godsdienst. Het tweede lid van het artikel zegt vervolgens dat de wetgever onder andere ter bescherming van de gezondheid regels kan stellen voor de uitoefening van dit recht 'buiten gebouwen en besloten plaatsen'. Bij de besluiten van 23 maart bepaalde het kabinet dat binnen religieuze gebouwen bijeenkomsten tot maximaal 30 personen onder verantwoorde omstandigheden mogen blijven plaatsvinden.
Nam het kabinet de woorden 'buiten gebouwen en besloten plaatsen' mogelijk te letterlijk? Er kwam nogal wat kritiek op het besluit. V
oorzitter Boris van der Ham van het Humanistisch Verbond zei er dit over op BNR-Nieuwsradio:
Het virus maakt geen onderscheid tussen wie wel en niet gelooft. Bovendien word je nu als niet-gelovige anders behandeld dan iemand die wel religieus is.

Meer informatie

Uitgelicht

Rechter als schuldige

In februari zette de rechter een streep door een inreisverbod voor drie conservatieve islamitische predikers dat de ministers Faber en Van Weel hadden uitgevaardigd. Minister Faber noemde de uitspraak van de rechter  'een zwarte dag’, Van Weel had het over 'een teleurstellende uitkomst'. De rechter werd in de socials zwaar onder vuur genomen.
Voorzitter Marc Flierstra van de Vereniging voor Rechtspraak hekelde in Trouw van 25 februari 2025 de reactie van beide ministers: ‘Door dit soort uitspraken denken mensen dat het door deze rechter komt dat de haatpredikers Nederland in mochten. De ministers zijn zo medeschuldig aan het creëren van een klimaat waarbij deze rechter als schuldige wordt gezien. Het probleem lag bij het besluit van de ministers. Die hebben hun huiswerk niet goed gedaan. Als je dat nalaat, moet je vervolgens niet verbaasd zijn als een rechter gewoon zijn werk doet en oordeelt: Zo kan het niet.’
De rechter geoordeeld dat de ministers onvoldoende hadden gemotiveerd waarom de drie sprekers een bedreiging voor de openbare orde waren.
(06.04.2025)

Bekijk oude afleveringen Uitgelicht

Nieuw verschenen

const procesrecht

 Max Vetzo promoveerde onlangs op het constitutioneel procesrecht en introduceerde daarmee een nieuw rechtsgebied binnen het Nederlands recht.
De Nederlandse rechters spelen steeds nadrukkelijker een rol in grote maatschappelijke kwesties als klimaatbeleid en stikstofbeleid. De politiek is op dit moment bezig om het huidige verbod op rechterlijke toetsing van wetten aan de Grondwet af te schaffen en een constitutionele toetsing mogeljk te maken.
Om het constitutioneel procesrecht vorm te kunnen geven onderzocht Vetzo de regels die bepalen of, wanneer en hoe de rechter zich met dergelijke kwesties mag bezig houden.. Vetzo vraagt daarbij zich af of de huidige procedures wel voldoende op die bijzondere constitutionele taakuitoefening zijn afgestemd. (25.04.2025)

Bekijk overzicht nieuwe boeken

Knipoog

Grooter zelfstandigheid

Een extraparlementair kabinet of niet, als er morgen een kabinetscrisis moet worden afgewend, gaan de voormannen van de betrokken partijen in de Tweede Kamer om de tafel zitten en hopen er samen uit te komen. Onze grote negentiende-eeuwse staatsman Johan Rudolf Thorbecke zou zich in zijn graf omdraaien. In zijn Narede hield Thorbecke in 1869 voor de laatste keer een hartstochtelijk pleidooi voor een scheiding van de wetgevende macht, uitvoerende en rechterlijke macht:
Ik wensch hier niet een Ministerie, dat enkel orgaan van een meerderheid der Tweede Kamer zij. Ik verlang grooter zelfstandigheid voor de Kroon en hare Regering.’
(05.02.2025)

Bekijk oude afleveringen Knipoog