Tijdens de verhoren in de Toeslagenaffaire dook de 'Rutte-doctrine' voor het eerst op. De vraag is: op welke informatie hebben de Tweede Kamer, de pers en de Nederlandse burgers recht?
Een veelbesproken onderwerp in de verhoren van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag was het verschil in beschikbare informatie tussen kabinet en parlement. Een deel van de informatie wordt bewust weggehouden voor de Tweede Kamer bleek tijdens de verhoren. Het kreeg de naam Rutte-doctrine.
Commissielid Attje Kuiken (PvdA) vroeg tijdens het verhoor van Rutte om deze wijze van optreden nader toe te lichten.
Rutte zei er toen het volgende over:
Ik ben van mening dat tussen ambtenaren onderling en tussen ambtenaren en bewindslieden, zolang er nog geen besluiten genomen zijn, stukken die daartussen rondgaan in de voorbereiding op besluiten -- dan heb ik het niet over verslagen van vergaderingen, maar dan heb ik het dus over besluitvorming die nog niet heeft plaatsgevonden -- dat dat vrij moet kunnen. Dat is mijn opvatting. Daar is een grote discussie over in het kader van de Wet open overheid en allerlei andere, maar mijn opvatting is dat - wil je in Nederland tot verstandige besluiten kunnen komen - het van groot belang is dat stukken moeten kunnen worden verspreid tussen ambtenaren onderling en ook tussen ambtenaren en bewindslieden, zonder dat er angst is dat die stukken allemaal naar buiten gaan, totdat het tot besluitvorming leidt of wanneer het zou gaan om bijvoorbeeld verslaglegging van gesprekken.
In een artikel in NRC Handelsblad van 22 december 2020 stelde hoogleraar staatsrecht Wim Voermans dat Rutte door veel van de voorbereiding rond besluitvorming aan het zicht te onttrekken de democratie beschadigt:
De misplaatste opvatting dat openbaarheid van ambtelijke stukken tot het uiterste moet worden beperkt, is de laatste jaren leidend geworden bij het informeren van de Kamers. Door deze ‘Rutte-doctrine’ wordt het voor volksvertegenwoordigers stilaan moeilijker om informatie te krijgen over wat er zich bij de voorbereiding van besluiten en beleid afspeelt. Pottenkijkers zijn niet langer gewenst in de beleidskeuken.
Van belang is hier art. 68 Gw dat zegt:
De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.
Met andere woorden: de Grondwet vindt dat er geen enkele andere uitzondering voor het niet openbaar maken van informatie is dan wanneer het 'in strijd met het belang van de staat' is.
Over deze situatie maakte de Tweede Kamer in 2012 en 2016 afspraken met de regering. Voermans zegt hier in zijn NRC-artikel dit over:
De hoogst enkele keer dat dat gebeurt – en toelaatbaar is – is bijvoorbeeld om het geheim van de ministerraad of het geheim van communicatie met de Koning te beschermen, de nationale veiligheid, bedrijfsgeheimen, of persoonlijke beleidsopvattingen van (met name) bewindspersonen.
Voermans is hard in zijn oordeel over de Rutte-doctrine:
- De Rutte-doctrine maakt het voor volksvertegenwoordigers steeds moeilijker om informatie te krijgen over wat er zich bij de voorbereiding van besluiten en beleid afspeelt.
- Gevolg van de Rutte-doctrine is dat het parlement op grote achterstand wordt gezet. Nog ernstiger is dat er afbreuk gedaan wordt aan de democratie. Er is nauwelijks nog na te gaan hoe de besluitvorming tot stand is gekomen.
- De Rutte-doctrine verzwakt het meedenkende én controlerende vermogen van de volksvertegenwoordiging.
- Het vertrouwen en het kritisch vermogen van burgers worden aangetast, alsook de rechtsstaat.
Aan het eind van zijn artikel schrijft Wim Voermans:
Overheidsinformatie is de zuurstof voor het democratische leven, en ook eigendom van burgers. Zonder openheid kan een democratie niet zijn wat ze moet zijn, dat wil zeggen: bestuur van, voor en door de burgers.