In het Hoofdlijnenakkoord hebben de vier partijen achter het Kabinet-Schoof afgesproken na te gaan of de toets kan worden aangescherpt die nagaat of een organisatie representatief genoeg is om een zaak tegen de overheid te beginnen.
De ruimte die maatschappelijke organisaties in een land krijgen om een bijdrage aan de democratie te leveren, wordt ‘civic space’ genoemd. In tal van landen probeert de overheid die ruimte te beperken.
De toegang tot het recht voor maatschappelijke organisaties is in de huidige Nederlandse wetgeving goed geregeld. Denk aan een organisatie als Urgenda die het in 2015 via de rechter lukte de Staat der Nederlanden te dwingen om de uitstoot van broeikasgassen extra te beperken.
Bij de afgelopen formatie waren actievoerders die ons land op slot zouden zetten, onderwerp van gesprek tussen de vier partijen. Het resulteerde in de volgende zinsnede op in het Hoofdlijnenakkoord van 15 mei:
Er wordt onderzocht of en hoe nadere vereisten gesteld kunnen worden aan de representativiteit van belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3.305a Burgerlijk Wetboek.
In hun artikel Coalitie valt slinks democratie aan in Trouw van 15 juni 2024 noemen Lau Schulpen en Willem Elbers van de Radboud Universiteit het een ‘verborgen antidemocratische agenda’. Door de toets op representativiteit aan te scherpen wordt het volgens hen voor organisaties moeilijker om de overheid via de juridische weg aan haar eigen wetgeving te houden.
De auteurs zien een rechtstreekse lijn vanaf het aannemen van de motie-Stoffers door de Tweede Kamer in februari 2023. De motie vroeg de regering om de mogelijkheden voor het aanscherpen van de representativiteitstoets te verkennen.
Aan het eind van hun artikel constateren Lau Schulpen en Willem Elbers:
Het is cynisch dat de vier partijen de waakhondfunctie van maatschappelijke organisaties willen beperken en dat presenteren als versterking van de 'checks and balances' in ons democratisch stelsel. Het toont aan dat het de coalitie menens is: ze doet een stap richting ondermijning van de democratie, zoals we in landen als Hongarije, Polen en Georgië zagen. Normaliseren van het ondermijnen van democratische principes zou in onze rechtsstaat onacceptabel moeten zijn.