De overheid moet bevorderen dat er in Nederland voldoende werk is. Ook maakt ze regels voor rechtspositie, arbeidsomstandigheden en medezeggenschap. Als je je als Nederlander aan de wet houdt, ben je vrij om het beroep te kiezen dat je wilt.
TEKST GRONDWET
100000 | Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. |
2 | De wet stelt regels omtrent de rechtspositie van hen die arbeid verrichten en omtrent hun bescherming daarbij, alsmede omtrent medezeggenschap. |
3 | Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. |
ALGEMENE TOELICHTING
Klassieke en sociale elementen
Net als art. 18 Gw wordt ook art. 19 Gw tot de sociale grondrechten gerekend en net als art. 18 Gw kent dit artikel ook klassieke en sociale elementen.
- Lid 1 en lid 2 bevatten een opdracht aan de overheid in het algemeen (lid 1) en aan de wetgever in het bijzonder (lid 2 ).
- Lid 3 bevat een subjectief recht, namelijk het recht op de vrije keuze van arbeid in dit geval. Zo’n recht is bij de rechter af te dwingen.
Zorgplicht werkgever
De zorgplicht van een werkgever is geregeld in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. Lid 1 gaat over de zorgplicht, lid 2 t/m 4 over een eventuele aansprakelijkheid:
100000 | De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. |
2 | De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. |
3 | Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. |
4 | Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid. |
Deze zorgplicht gaat erg ver. Zo geldt het ook voor situaties waarin de werknemer schade ondervindt bij het verrichten van alledaagse handelingen tijdens het werk. Om werkongelukken en eventuele schadevorderingen te voorkomen moet de werkgever beleid voeren dat erop gericht is ongelukken te voorkomen.
In de JURISPRUDENTIE staan twee zaken rond deze zorgplicht. Ze betreffen een werknemer die een schadevergoeding wil na het struikelen over een stofzuigerslang en een werknemer die na een overval op een supermarkt ook een schadevergoeding van haar werkgever eist.
Wet Werk en zekerheid
De Wet Werk en zekerheid heeft in 2015 voor grote veranderingen in het Nederlandse arbeidsrecht gezorgd. Sindsdien moet de werkgever bewijzen waarom een werknemer niet meer functioneert en dat dat een grond is om hem of haar te ontslaan. Volgens de Wet Werk en zekerheid moet één van de ontslaggronden van dien aard zijn dat die alleen al een ontslag rechtvaardigt. In het jargon wordt dit een 'voldragen ontslaggrond' genoemd. In het Burgerlijk Wetboek staan negen ontslagredenen omschreven, zie hieronder.
De werkgever moet bij een ontslag kunnen bewijzen dat ‘daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt’. In de procedure zal de werkgever bij de kantonrechter aannemelijk moeten maken dat de medewerker op diens onvoldoende functioneren is aangesproken en voldoende gelegenheid heeft gekregen om zich te verbeteren. Hier moet een dossier over zijn aangelegd.
De Wet Werk en zekerheid zegt verder dat het disfunctioneren niet het gevolg mag zijn van onvoldoende zorg van de kant van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden en scholing van werknemers. Voortaan kan de werknemer een ‘billijke vergoeding’ van zijn werkgever eisen wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd als gevolg van ‘ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever’.
Ontslaggronden Burgerlijk Wetboek
In het Burgerlijk Wetboek zijn in artikel 7:669 BW lid 3 de volgende negen ontslaggronden opgenomen:
A0000 | Bedrijfseconomische redenen (bijvoorbeeld reorganisatie, faillissement, arbeidsplaats vervalt) |
B | Langdurig arbeidsongeschikt door ziekte |
C | Frequent ziekteverzuim |
D | Disfunctioneren (bijvoorbeeld ook na bijscholing niet geschikt voor het werk) |
E | Verwijtbaar handelen of nalaten (bijvoorbeeld werk weigeren, dronken op het werk komen,niet meewerken aan re-integratie) |
F | Ernstig gewetensbezwaar tegen opgedragen taak |
G | Verstoorde arbeidsrelatie (bijvoorbeeld ruzie met de baas, ruzie tussen werknemers als geen overplaatsing mogelijk is |
H | Andere omstandigheden, in de wet omschreven als 'andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst te laten voortduren' (bijvoorbeeld een illegale werknemer of een werknemer die niet beschikt over een,tewerkstellingsvergunning, onenigheid over het te voeren beleid in een bedrijf) |
I | Cumulatiegrond, in 2020 alsnog toegevoegd als één ontslaggrond niet 'voldragen' is en er verschillende redenen zijn die tot ontslag zouden kunnen leiden (bijvoorbeeld iemand maakt fouten, maakt ruzie met collega's en is vaak ziek) |
In de JURISPRUDENTIE vindt u een ontslagzaak op de F-grond.
Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden
Per 1 augustus 2022 is de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in werking getreden om werknemers meer zekerheid te verschaffen over hun arbeidsvoorwaarden. De wet is een uitwerking van de EU-richtlijn 2019/1152 om de arbeidsvoorwaarden van werknemers te verbeteren.
De meest ingrijpende verandering is dat alle verplichte scholing om een functie goed uit te kunnen voeren voortaan volledig door de werkgever betaald moet worden. Nu wordt er voor veel opleidingstrajecten vaak een studiekostenregeling afgesproken. Dit betekent dat werkgevers de opleiding betalen, maar dat ze daarbij een terugbetalingsregeling met de werknemer afspreken. Zo’n regeling komt erop neer dat hoe langer iemand bij de werkgever blijft, hoe minder er terugbetaald hoeft te worden.
De nieuwe wet verbiedt zulke terugbetalingsregelingen, tenzij het om een zogeheten gereglementeerd beroep gaat. In beginsel geldt hier de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen (hoewel hierover onmiddellijk na 1 augustus nog onduidelijkheden bestonden).
Voor alle andere beroepen zijn de opleidingskosten voor rekening van de werkgever. Ook kan de werknemer na afronding van een opleiding meteen vertrekken. D wet geeft verder aan dat eerder afgesproken studiekostenregelingen vanaf 1 augustus niet meer geldig zijn.
TOELICHTING OP ONDERDELEN
Lid 1 'Bevordering werkgelegenheid'
Een van de taken van de overheid is ervoor te zorgen dat er voldoende werkgelegenheid komt. Hier is alleen sprake van een inspanningsverplichting. Je hebt geen recht op arbeid en je kunt van de overheid niet afdwingen om banen te creëren.
Bij de parlementaire voorbereiding van art. 19 Gw in 1976 maakte toenmalig minister De Gaay Fortman van Binnenlandse Zaken al duidelijk dat het artikel niet mag inhouden dat er dan ook voor iedereen werk móét zijn:
De voorgestelde redactie geeft naar onze opvatting een reële aanduiding van wat van de overheid te dezen verwacht mag worden en van hetgeen waartoe de overheid in staat moet worden geacht. Als de Grondwet uitdrukkelijk zou bepalen dat er werk moet zijn voor iedereen dan zou zij haar eigen macht overschatten. Er zit in het woord ‘voldoende’ echter wel een zekere normering. Deze normering impliceert een zekere minimumgrens. Waar die grens loopt is weer afhankelijk van de concrete mogelijkheden en van de relevante politieke en sociaaleconomische mogelijkheden.
In zijn boek De Grondwetsherziening 1983 zegt prof. Bart Kortmann het zo (pag. 111):
Politiek mag men op een gegeven ogenblik een bepaald werkloosheidspercentage onaanvaardbaar achten. Juridische argumenten zijn aan de bepaling niet te ontlenen.
En wat moet je onder ‘voldoende werkgelegenheid’ verstaan? Het is duidelijk dat het eerste lid van art. 19 Gw door het ontbreken van een rechtstreeks 'recht op arbeid' weinig concrete betekenis heeft.
In een aantal internationale verdragen wordt dit veel sterker geformuleerd. Zo staat in art. 23 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties uit 1948 simpelweg: 'Everyone has the right to work'.
Lid 2 'Regels rechtspositie'
Dit deel van het artikel geeft de wetgever drie opdrachten:'Regel de rechtspositie, de bescherming en de medezeggenschap!' De opdrachten monden uit in een zorgplicht van de werkgever ten opzichte van de werknemer die in Nederland erg ver gaat ver. Zie bijvoorbeeld in JURISPRUDENTIE het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2015 in de zaak van de werknemer die bij het schoonmaken van een auto over een stofzuigerslang struikelde.
Dit tweede lid heeft betrekking op iedereen die arbeid verricht, al dan niet in dienstverband. Inmiddels is door rechters ook al uitgesproken dat de zorgplicht van werkgevers ten opzichte van werknemers ook geldt voor zzp'ers en onderaannemers.
Opvallend is dat de ambtenaren voor dit onderdeel lange tijd een eigen grondwetsartikel hadden, namelijk art. 109 Gw.
000000 | De wet regelt de rechtspositie van de ambtenaren. Zij stelt tevens regels omtrent hun bescherming bij de arbeid en omtrent medezeggenschap. |
In maart 2017 de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) is gepubliceerd die op dit punt het een en ander moest veranderen. De nieuwe wet is op 1 januari 2020 in werking getreden. De arbeidsverhouding van de Nederlandse ambtenaren is door deze wet veranderd van een eenzijdige publiekrechtelijke aanstelling in een arbeidsovereenkomst gebaseerd op het Burgerlijk Wetboek, zoals alle andere Nederlandse werknemers die al sinds jaar en dag kennen.
Lid 3 'Vrije keuze van arbeid'
Dit lid geldt alleen voor Nederlanders en het is eigenlijk een klassiek grondrecht. Het is namelijk een vrijheidsrecht, een plicht tot overheidsonthouding en dat betekent dat dit ook bij de rechter af te dwingen is.
In 1976 was de regering er bij monde van minister De Gaay Fortman er niet voor om dit lid in de Grondwet op te nemen. Men voorzag veel bezwaren, omdat de overheid dit nooit kunnen garanderen.
Bij monde van VVD-voorman Rietkerk maakte de Tweede Kamer duidelijk dat de minister op het verkeerde spoor zat. Het gaat bij het derde lid niet om een zorgplicht voor de overheid, maar om een vrijheidsrecht. De Tweede Kamer nam het Amendement-Rietkerk over.
Er is heel veel jurisprudentie voor nodig geweest en nog nodig om de juiste reikwijdte van dit artikel vast te stellen. In onze grondwet staat geen stakingsrecht. In voorkomende gevallen wordt teruggegrepen op art. 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest:
000000 | Partijen erkennen het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. |
Regelmatig zijn er rechtszaken geweest waarbij uitkeringsgerechtigden een beroep deden op het recht op vrije keuze van arbeid. Zij zijn het dan bijvoorbeeld niet eens met de verplichte arbeid die de overheid oplegt als voorbereiding op een reguliere baan of als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering.
In JURISPRUDENTIE vindt u een zaak waarin een gemeente een werkloze wil verplichten een re-integratietraject te accepteren.
GESCHIEDENIS
Sinds de middeleeuwen regelden gilden in Nederland eeuwenlang per bedrijfstak de arbeidsvoorwaarden en de sociale voorzieningen. Vaak kende een gilde het alleenrecht op het uitoefenen van het vak en in de ogen van de Bataafse Republiek was daarmee sprake van een grove schending van de individuele vrijheden.
In artikel 53 van de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk uit 1798 werden de gilden dan ook afgeschaft:
000000 |
Bij de aanneming der Staatsregeling, worden vervallen verklaard alle Gilden, Corporatiën of Broederschappen van Neeringen, Ambagten of Fabrieken. |
Bijna twee eeuwen lang bleef alles wat met het recht op arbeid en de regels rond de arbeidsvoorwaarden te maken had, uit de Grondwet.
In 1967 vroeg toenmalig staatssecretaris Kruisinga van Sociale Zaken en Volksgezondheid het advies van de SER over de Proeve van een nieuwe grondwet.
Het advies van de SER kwam in 1969. De raad gaf in overweging een artikel met de volgende tekst in de nieuwe Grondwet op te nemen:
A0000 | Wetgeving en bestuur zijn gericht op welzijn en ontplooiing van mens en samenleving. Zij betreffen daartoe in het bijzonder het waarborgen van veiligheid en rechtsbescherming, het bevorderen van bestaanszekerheid en werkgelegenheid, alsmede van verantwoordelijkheid en medezeggenschap in maatschappelijke verhoudingen en van evenwichtige inkomensverhoudingen, de zorg voor volksgezondheid, ruimtelijke ordening en huisvesting, rechtspleging en rechtsbijstand, het verschaffen van algemeen vormend en vakonderwijs. |
B | De wet stelt regels vast ter zake van de rechtspositie van de arbeidende mens en van zijn bescherming bij het verrichten van arbeid. |
C | De wet stelt regels vast ter bevordering van de sociale zekerheid, waaronder begrepen de voorzieningen ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid en die ter zake van de kosten van geneeskundige verzorging. |
D | De wet stelt regels vast in zake de verlening van bijstand aan Nederlanders die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken, dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. |
E | Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend binnen de bij of krachtens de wet gestelde regels. |
F | De wet stelt regels vast betreffende de uitoefening van het stakingsrecht. |
De voorstellen van de SER in artikel B en C en in artikel E zijn uiteindelijk vrijwel in deze vorm in de nieuwe Grondwet terechtgekomen in art.219 en 20 Gw. De weidse omschrijving van de taken van de overheid in artikel A haalde het niet, evenals artikel F over het stakingsrecht.
Het stakingsrecht hoefde volgens het parlement niet in de Grondwet omdat men vond dat dit in internationale verdragen al voldoende was geregeld. Hetzelfde gold voor het recht op gelijke beloning, dat afdoende geregeld zou zijn in art. 1 Gw.
NIEUWSITEMS
ACTUEEL
NEDERLANDSE 24 WEKEN-EIS ASIELZOEKERS IN STRIJD MET EUROPEES RECHT
Lidstaten van de Europese Unie moeten volgens de Europese Opvangrichtlijn asielzoekers effectief toegang geven tot hun arbeidsmarkt. Zelf mogen ze de voorwaarden bepalen waaronder dat gebeurt. Nederland had hiervoor in de Wet arbeid de eis opgenomen dat een asielzoeker binnen 52 weken maximaal 24 weken mag werken. Meer werken zou niet alleen het idee van een permanent verblijf kunnen opleveren, maar zou ook tot gevolg hebben dat asielzoekers in Nederland recht op een WW-uitkering krijgen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich onlangs over deze 24 weken-eis gebogen. Het betrof een zaak waarin het UWV de aanvraag voor een werkvergunning afwees omdat anders de 24 weken zouden worden overschrijden. Op 29 november 2023 deed de Raad van State uitspraak en stelde vast dat de EU met de richtlijn de zelfstandigheid van asielzoekers wil bevorderen door hun toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken en daar eerlijke kansen te waarborgen. De Nederlandse 24 weken-eis is volgens de Raad an State ‘in strijd met de achtergrond en doelstelling van de Opvangrichtlijn’. De eis doet afbreuk aan het ‘doel en nuttig effect van de Europese Opvangrichtlijn’ en is volgens de Raad van State van in strijd met het Europees recht.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State heeft minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de 24-weken-eis onverbindend verklaard. Het UWV past de 24-weken-eis voortaan niet langer toe bij aanvragen. Asielzoekers van wie de asielaanvraag ten minste zes maanden in behandeling is, mogen werken als de werkgever een tewerkstellingsvergunning heeft.
JURISPRUDENTIE
GEMEENTE VERPLICHT WERKLOZE OM TRAJECT TE ACCEPTEREN
Kan een gemeente een werkloze dwingen deel te nemen aan een traject in een bloemenkas om werknemersvaardigheden op te doen? X woont in Amsterdam en zit sinds 1988 werkloos thuis. In 2006 loopt hij stage om te leren internetfilms te maken, maar dat is vrijwilligerswerk. Voor zijn inkomen is de inmiddels 42-jarige X al die jaren afhankelijk geweest van de bijstand.
In dat jaar besluit de gemeente Amsterdam dat X mee moet doen aan hun zogeheten Hoya-traject dat bedoeld is om langdurig werklozen in een bloemenkas 'algemene werknemersvaardigheden' te laten opdoen, zoals op tijd komen en werkdiscipline.
X voelt niets voor het traject en meldt zich ziek. De gemeente kort daarop zijn uitkering van zo'n € 600 per maand met € 200. Als de sanctie niet helpt, stopt de gemeente de uitkering helemaal.
X gaat tegen de beslissing in beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Zijn advocaat voert daar aan dat X via zijn vrijwilligerswerk uitzicht op een baan heeft en dat de verplichtingen die de gemeente X oplegt, neerkomen op verplichte arbeid, dwangarbeid zo je wilt. Dat is volgens de advocaat in strijd met art. 4 Europees Verdrag Rechten van de Mens.
In zijn uitspraak stelt de Centrale Raad dat hier weliswaar sprake is van verplichte arbeid, maat dat deze vorm niet verboden is. Van dwangarbeid is alleen sprake bij fysieke of psychische dwang. Verplichte arbeid is volgens de raad alleen verboden als het te belastend is en geen perspectief biedt op een reguliere baan. Wel vindt de raad het volledig korten van de uitkering te ver gaan. Een deel van de uitkering moet alsnog worden uitgekeerd.
- Uitspraak Centrale Raad van Beroep (08.02.2010)
SCHADEVERGOEDING NA STRUIKELEN OVER STOFZUIGERSLANG
X werkt bij een autoverhuurbedrijf en is verantwoordelijk voor het halen en brengen en het schoonmaken van huurauto’s. Tijdens de schoonmaak van een bestelbus, die half op de stoep en half op de weg geparkeerd staat, stapt hij achterwaarts uit een bestelbus. Daarbij struikelt hij over de slang van een stofzuiger. X komt met zijn rechterarm lelijk ten val op de stoeprand.
X stelt zijn werkgever aansprakelijk voor de schade als gevolg van het ongeval. De kantonrechter te Utrecht wijst de schadevordering in november 2012 af. Het ongeval is gebeurd tijdens een alledaagse handeling, waarvoor geen specifieke waarschuwing of instructie hoeft te worden gegeven. Het feit dat de bestelbus scheef stond tijdens het schoonmaken doet daaraan volgens de kantonrechter niets af.
X gaat in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat in februari 2014 tot een ander oordeel komt. Het hof overweegt dat de werkgever in deze specifieke zaak (geen gelijkvloerse ondergrond, niveauverschil ondergrond) geen adequate instructies heeft gegeven, maar e.e.a. aan de werknemer heeft overgelaten. Omdat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn instructieplicht, vindt het hof dat de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden en dat deze een schadevordering aan X moet voldoen.
In juni 2015 bevestigt de Hoge Raad het vonnis van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Tijdens de zaak stelt advocaat-generaal F.F. Langemeijer dat een waarschuwing als ‘Pas op afstap’ voor de werkgever voldoende geweest was om deze ellende te voorkomen.
- Uitspraak Hoge Raad (26.06.2015)
SCHADEVERGOEDING NA OVERVAL OP SUPERMARKT
Op 31 juli 2011 vindt er een roofoverval plaats bij een supermarkt in Veghel. Caissière X vindt dat haar werkgever verantwoordelijk is voor de immateriële schade die zij heeft geleden en zal lijden. Ze vraagt de kantonrechter om haar werkgever te veroordelen tot een vergoeding van 1500 euro schade als voorschot op definitieve schadevergoeding.
In maart 2014 komt de kantonrechter tot de conclusie dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De rechter vindt dat de werkgever al die maatregelen genomen heeft die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de caissière in de uitoefening van haar werkzaamheden schade leed. De kantonrechter stelt X dan ook in het ongelijk.
Vervolgens gaat X in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze bevestigt het oordeel van de kantonrechter. Daarbij staat het hof uitgebreid stil bij verschillende aspecten van de in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek omschreven zorgplicht.
- In de ogen van het hof heeft de werkgever bewezen zijn werknemer al die aanwijzingen te hebben gegeven die redelijkerwijs nodig zijn om schade te voorkomen.Volgens de caissière heeft de werkgever nagelaten haar voldoende te instrueren hoe zij moest handelen bij een overval. De werkgever stelt dat X al conform de instructies gehad heeft en dat nog meer instructies daar geen verandering in zouden hebben gebracht.
- X stelt verder dat er geen echte camera’s in de winkel hebben gehangen, maar dummy’s. Is dat echter een probleem? Het hof concludeert dat de overvaller kennelijk niet wist dat de camera's nep waren, dus dat hij de supermarkt ook had overvallen als ze echt waren geweest.
- Het derde punt dat X aanvoert, is dat er geen veiligheidsfunctionaris in de winkel aanwezig was. Het hof is het met de werkgever eens dat je niet mocht vragen dat er zonder concrete aanwijzing in elke supermarkt altijd een beveiliger aanwezig zou moeten zijn.
Het gerechtshof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt X tot het betalen van de kosten van het hoger beroep.
- Uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (23.06.2015)
APOTHEKERSASSISTENTE ONTSLAGEN OP DE ZOGEHETEN F-GROND
De apothekersassistente werkte sinds 2013 achter de balie van een ziekenhuisapotheek. Omdat ze moslima was, bedekte ze haar onderarmen in verband met haar geloof. De afgelopen jaren zijn ziekenhuisapotheken steeds meer geïntegreerd in de zorgverlening van het ziekenhuis. Apothekersassistenten gingen ook buiten de apotheek werken op verpleegafdelingen en in de poliklinieken.
Vanwege het strengere toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg verzocht het ziekenhuis de assistente om haar kleding aan te passen aan de richtlijn ‘Algemene voorzorgmaatregelen persoonlijke hygiëne medewerker’. De richtlijn zegt dat een medewerker die patiëntencontacten heeft, vanwege het besmettingsgevaar dagelijks schone werkkleding moet dragen die de onderarmen onbedekt laat
De apothekersassistente weigerde dat vanwege haar geloof. Het ziekenhuis schakelde een deskundige in die van oordeel was dat bij alle werkzaamheden van apothekersassistenten geneesmiddelencontact en patiëntencontact plaatsvond. Vanwege de weigering van de assistente besloot het ziekenhuis de kantonrechter te vragen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De kantonrechter bekeek eerst of het ziekenhuis verboden onderscheid op grond van godsdienst had gemaakt volgens de Algemene wet gelijke behandeling. Artikel 2 Awgb zegt dat het maken van indirect onderscheid verboden is, tenzij dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel. De kantontrechter vond dat het ziekenhuis voldoende aannemelijk gemaakt dat het een consistent beleid voerde om het risico van besmettingen terug te dringen en dat het daarom de kledingeis van korte mouwen streng handhaafde.
De kantonrechter kwam tot de conclusie dat op grond van artikel 7:669 lid 3 BW ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. Van de daar genoemde acht ontslaggronden achtte hij het onder F genoemde van toepassing. Deze zegt dat de werkneemster in gewetensnood zou komen als zij in het kader van de uitoefening van haar functie gedwongen zou worden om dingen te doen of te laten die niet overeenstemmen met haar persoonlijke waarden en normen. Aangezien andere passende functies ontbraken, ontbond de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op de F-grond.
- Uitspraak kantonrechter Midden-Nederland (26.04.2022)
EUROPEES RECHT
Vooraf
- Staatsrechtelijk is de Nederlandse wetgeving inclusief Grondwet ondergeschikt aan het Europees recht. Mochten Nederlandse wetten de burger echter méér garantie bieden, dan heeft hij aanspraak op de meest vergaande bescherming, in dit geval van de Nederlandse wet. Lees meer over de relatie tussen Grondwet en Europese grondrechten en de manier waarop de rechter daarmee om gaat.
- De integrale teksten van de verdragen en andere regelgeving hieronder vindt u bij de downloads.
Handvest Grondrechten Europese Unie
- Art. 28 Hv Stakingsrecht Het Handvest definieert het zo: 'het recht op collectieve actie ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking'.
- Art. 29-31 Hv Deze artikelen noemen ook zaken als arbeidsbemiddeling, bescherming bij onredelijk ontslag en billijke arbeidsomstandigheden.
Verdrag Werking Europese Unie
- Art. 145-150 VWEU Deze artikelen vormen samen een uitgebreid Hoofdstuk X over werkgelegenheid in zijn verschillende aspecten.
-
Art. 157 VWEU De lidstaten moeten zorgen voor gelijke beloning bij gelijke arbeid.