Iedere Nederlander heeft recht op de onaantastbaarheid van zijn lichaam. Wel mag de wetgever uitzonderingen op dat grondrecht maken.
TEKST GRONDWET
000000 | Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. |
ALGEMENE TOELICHTING
Harde kern grondrechten
Art. 11 Gw zorgt voor de bescherming van de lichamelijke en psychische integriteit van de burgers. Aandacht voor de onaantastbaarheid van het lichaam stamt uit een tijd dat er in naam van de overheid nog gefolterd en gemarteld werd.
Het artikel vormt samen met de artikelen 10, 12 en 13 Gw wat je bij wijze van spreken de 'harde kern' van onze grondrechten zou kunnen noemen. Van deze vier is art. 10 Gw een soort kapstokartikel. Het artikel is zo geformuleerd dat het het in de praktijk mogelijk maakt om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Denk aan mobiele telefoons, internet, cameratoezicht en het mogen fouilleren van burgers.
Strikt juridisch gezien is art. 11 Gw overbodig. De onaantastbaarheid van het lichaam maakt onderdeel uit van de persoonlijke levenssfeer waar art. 10 Gw over gaat. Bij de voorbereiding van de grondwetsherziening 1983 stelde de regering voor om dit artikel weg te laten. De Kamer nam in juni 1979 echter een motie van VVD-Kamerlid Kappeyne van de Coppello aan om dat te voorkomen.
Abortus. euthanasie en donororganen
Art. 11 geeft je het recht om zelf over je lichaam te beschikken, ook na je overlijden. Zonder instemming van de betrokkene mag geen euthanasie worden toegepast. Hetzelfde geldt voor abortus. Ook mogen er geen donororganen uit het lichaam van de overledene verwijderd worden. Zie hieronder bij Actueel het item over verplichte donorregistratie en de nieuwe Donorwet.
Dwangbehandelingen verboden
Het artikel verbiedt dwangbehandelingen. Denk aan vaccinaties, bloedtransfusies en het gedwongen toedienen van voedsel. De rechters zien het zelfbeschikkingsrecht ruim. Zo kunnen ook lawaai en bepaalde vormen van milieuverontreiniging inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit vormen.
Wie denkt echter artikel 11 te kunnen gebruiken om een bloedproef te weigeren, komt bedrogen uit. Weigeren van de bloedproef zal de rechter beschouwen als een schuldbekentenis.
Recht op onaantastbaarheid in de gewone wetgeving
In verschillende wetten is de uitwerking van dit grondrecht terug te vinden. Bijvoorbeeld in de Politiewet waar paragraaf 2.2 de bevoegdheden van de politie regelt.
Ook voor ambtenaren is op dit punt het een en ander bij wet geregeld.
In art. 11 van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) uit 2017 staan spelregels voor onderzoek aan het lichaam en de kleding van een ambtenaar:
De ambtenaar is verplicht tijdens het verblijf op zijn werk zich te onderwerpen aan een in het belang van de dienst door de overheidswerkgever gelast onderzoek aan zijn lichaam of aan zijn kleding of van zijn daar aanwezige goederen. De overheidswerkgever op wiens last het onderzoek plaatsheeft, neemt de nodige maatregelen ten einde daarbij een onredelijke of onbehoorlijke bejegening te voorkomen.
De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is op 1 januari 2020 van kracht geworden.
Art 114 Gw over de doodstraf
Art. 11 Gw. lijkt het meest voor de hand liggende omgeving om binnen het hoofdstuk Grondrechten een uitspraak over de doodstraf te doen, maar het verbod daarop is apart geregeld in art. 114 Gw.
000000 | De doodstraf kan niet worden opgelegd. |
Daarmee is art. 114 het kortste artikel in de Nederlandse Grondwet.
Reeds in 1870 was de doodstraf in Nederland uit het strafrecht gehaald. In het Handboek van het Nederlandsche Staatsrecht van Van der Pot(16e druk) staat het volgende over de opmerkelijke plaats van het artikel:
Dat deze bepaling voorkomt in het hoofdstuk Rechtspraak en niet waar men haar toch zou verwachten - in het hoofdstuk Grondrechten (bijvoorbeeld na artikel 11 of na artikel 16) - vindt zijn verklaring in de omstandigheid dat het hier om een later opgekomen idee gaat. Toen het hoofdstuk Grondrechten reeds lang in eerste lezing door de Tweede Kamer was afgehandeld, kwam het Kamerlid Roethof bij de behandeling van het hoofdstuk Rechtspraak op het laatste ogenblik bij de mondelinge behandeling met het voorstel.
NIEUWSITEMS
- Tweede Kamer akkoord met nieuwe Donorwet (05.10.2016)
ACTUEEL
VERPLICHTE DONORREGISTRATIE
Sinds de invoering van de Wet op de orgaandonatie in 1998 kende Nederland lange tijd een systeem met donorregistratie op basis van vrijwilligheid. Deze wet zei dat iedereen van twaalf jaar en ouder die wilsbekwaam is, toestemming kon geven voor de donatie van organen en weefsels na overlijden.
Sindsdien werd er regelmatig voor gepleit om dat systeem te vervangen door een systeem waarbij mensen automatisch als orgaandonor worden geregistreerd tenzij ze hier zelf bezwaar tegen maken. Een dergelijk systeem zou voor meer donoren kunnen zorgen. Een meerderheid van de Kamer achtte zo’n nieuw systeem echter een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht.
Initiatiefwet D66
Op initiatief van D66 ging de Tweede Kamer in september 2016 akkoord met de Donorwet die gebaseerd is op een actief donorregistratiesysteem. Het vraagt van de burger actief een keuze te maken om niet als donor geregistreerd te staan. De Donorwet van D66 gaat uit van een veronderstelde toestemming in plaats van een expliciete toestemming. Het is ja, tenzij.
Rond de nieuwe Donorwet is veel geschreven over art. 11 Gw. Tegenstanders wezen op de schending van de lichamelijke integriteit, de voorstanders vonden dat het nieuwe systeem juist de individuele zelfbeschikking bevorderde.
In zijn advies over de initiatiefwet schreef de Raad van State destijds dat een actief donorregistratiesysteem niet per definitie in strijd met de Grondwet is. Art. 11 Gw zegt immers dat het recht oponaantastbaarheid van het lichaam alleen mag worden ingeperkt als dat wettelijk wordt geregeld. Hetgeen geschied is met het aannemen van het initiatiefwetsvoorstel van D66 door de Tweede en Eerste Kamer op respectievelijk 13 september 2016 en 13 februari 2018.
Registratie donoren
Op 1 juli 2024 stonden 13.909.888 personen in het Donorregister geregistreerd:
- 4.787.167 personen als donor.
- 4.333.526 personen die geen donor willen zijn
- 1.486.097 personen die de beslissing aan iemand anders overlaten.
- 3.303.098 personen die geen bezwaar hebben tegen orgaandonatie.
JURISPRUDENTIE
IN DE VINGER GESNEDEN
In 2003 sneed tandarts X zich in zijn vinger met een instrument waarmee hij een patiënt behandelde. Via die wond kwam hij in aanraking met bloed van een homoseksuele patiënt. De tandarts vond dat de patiënt tot de groep van de bevolking behoorde met een verhoogde kans op besmetting met het Hiv-virus. Hij vroeg de patiënt bloed af te staan voor een aidstest. Deze weigerde dat en beriep zich op naar de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, zoals deze in art. 11 Gw geregeld is.
De zaak kwam voor de rechter. Uiteindelijk stelde de Hoge Raad de tandarts in het gelijk, de patiënt moest wél bloed afstaan. Het ging volgens de rechter weliswaar om een inbreuk op art. 11 Gw, maar het was slechts een geringe inbreuk. In de juridische taal van de Raad van State:
Voorts heeft het hof (...) geoordeeld dat in verband met de redelijkheid en billijkheid van een patiënt verlangd kan worden om ook na beëindiging van een medische behandelingsovereenkomst binnen redelijke grenzen het nodige te doen om de schade die de arts tijdens de behandeling heeft opgelopen, te beperken.
De Hoge Raad vond dat de patiënt slechts hoeft te dulden dat er bloed wordt afgenomen en dat de resultaten van het onderzoek uitsluitend aan de tandarts bekend werden gemaakt.
Uitspraak Hoge Raad (12.12.2003)
CAMERABEELDEN VAN EEN WACHTRUIMTE IN EEN ZIEKENHUIS
Vallen camerabeelden van voor het publiek toegankelijke ruimten van een ziekenhuis onder het medische verschoningsrecht? Het slachtoffer van een mishandeling meende in een wachtruimte van het ziekenhuis de dader te hebben herkend. De officier van justitie vorderde daarop de camerabeelden van het ziekenhuis om de identiteit van de man te achterhalen.
Het ziekenhuis verzette zich tegen tegen de inbeslagname van de beelden met een beroep op zijn medisch verschoningsrecht. Dit zegt dat iedere patiënt zich vrijuit en zonder vrees voor de openbaarmaking van toevertrouwde gegevens tot een arts moet kunnen wenden.
De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden om twee redenen niet onder het verschoningsrecht vallen:
- Op de beelden staan niet alleen patiënten, maar ook bezoekers en begeleiders. Dit maakt het onmogelijk om vast te stellen wie de patiënt is.
- De beelden zijn in een openbare ruimte gemaakt. Iedereen die daar aanwezig was, kon hetzelfde waarnemen als op de beelden staat.
De Hoge Raad was het hier in zijn uitspraak van 10 april 2018 niet mee eens. Volgens de raad gaat het argument van de rechtbank dat niet vastgesteld kan worden wie patiënt is, niet altijd op.
Bovendien staan er in elk geval óók patiënten op de beelden. Hun identiteit of het bestaan van een hulpverleningsrelatie kan van de beelden kan afgeleid worden en daarmee vallen ze onder het verschoningsrecht. Dat op de beelden ook anderen te zien zijn en dat ze in een openbare ruimte gemaakt zijn, zijn argumenten die daar niet aan af doen.
- Uitspraak Hoge Raad (10.04.2018)
GEDWONGEN ONTGRENDELEN IPHONE MET VINGERAFDRUK VERDACHTE
In september 2015 startte het OM een onderzoek naar een phishingbende. Via websites wisten de bendeleden met veel succes pinpassen en bankgegevens van bezoekers van hun site te bemachtigen en te gelde te maken.
In het kader van het onderzoek hield de politie een verdachte aan en nam zijn iPhone in beslag. Toen de rechercheur hem vroeg zijn telefoon te ontgrendelen, weigerde hij dat te doen. De verdachte werd geboeid om te voorkomen dat hij de telefoon zou vernielen, en een van de agenten legde de duim van de verdachte op de sensor in de homeknop om de iPhone te ontgrendelen. Mede dankzij de informatie in de telefoon kon het OM de zaak tegen de bende uiteindelijk rond krijgen.
Zijn advocaat stelde dat de politie in strijd met de grondrechten van zijn cliënt gehandeld had door zijn persoonlijke levenssfeer niet te eerbiedigen. Bovendien was er volgens de verdediging sprake van een schending van het zogeheten nemo tenetur-beginsel, voluit: 'nemo tenetur prodere se ipsum'. Het betekent letterlijk dat niemand is gehouden tegen zichzelf (bewijs) te leveren. Met andere woorden: een verdachte mag niet worden gedwongen aan zijn eigen veroordeling mee te werken. De bestanden op de iPhone hadden volgens de advocaat dan ook niet in de zaak mogen worden gebruikt.
De rechtbank stelde vast dat er ten behoeve van de waarheidsvinding onderzoek mag worden gedaan aan in beslag genomen voorwerpen. Opsporingsambtenaren mogen zich dan ook toegang tot een telefoon verschaffen om eventueel bewijsmateriaal veilig te stellen. Is er een toegangscode nodig, dan mag de politie deze beveiliging kraken zonder dat daarvoor de medewerking van een verdachte nodig is. Soms kun je alleen toegang tot een telefoon krijgen met medewerking van de verdachte. Zoiets kan volgens de rechtbank alleen maar als dat niet in strijd komt met het nemo tenetur-beginsel.
In deze zaak ging het niet om het afleggen van verklaringen onder dwang, waarbij het nemo tenetur-beginsel vaak in het geding is, hier moest de verdachte (passief) onderzoeksmaatregelen ondergaan. De jurisprudentie zegt hierover dat materiaal dat onafhankelijk van de wil van verdachte bestaat, onder dwang mag worden verkregen. Bekende voorbeelden zijn het afnemen van 'gewone' vingerafdrukken en bloedproeven.
De rechtbank vond in deze zaak dat het plaatsen van de duim van de verdachte op zijn iPhone geen inbreuk gemaakt had op het nemo tenetur-beginsel. Het ging hier om 'het dulden van een onderzoeksmaatregel die geen actieve medewerking van verdachte vereist'. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de toegang tot de iPhone met het onder dwang gebruikmaken van de vingerafdruk van verdachte in de gegeven omstandigheden op rechtmatige wijze had plaatsgevonden.
De advocaat van de verdachte heeft het vonnis bij de Hoge Raad aangevochten. Er zou onvoldoende wettelijke grondslag zijn om de iPhone op deze manier te ontgrendelen. Bovendien zou er sprake gewest zijn van een inbreuk op art. 6 van het Europees Verdrag Rechten van de Mens waarin het nemo tenetur-beginsel is vastgelegd.
In februari 2021 bevestigde de Hoge Raad het oordeel van de rechtbank Noord-Holland: het gebruikmaken van de vingerafdruk van verdachte had in de gegeven omstandigheden op rechtmatige wijze plaatsgevonden en de politie had geen inbreuk gemaakt op het nemo tenetur-beginsel.
- Uitspraak Rechtbank Noord-Holland (28.02.2019)
- Uitspraak Hoge Raad (10.02.2021)
EUROPEES RECHT
Vooraf
- Staatsrechtelijk is de Nederlandse wetgeving inclusief Grondwet ondergeschikt aan het Europees recht. Mochten Nederlandse wetten de burger echter méér garantie bieden, dan heeft hij aanspraak op de meest vergaande bescherming, in dit geval van de Nederlandse wet. Lees meer over de relatie tussen Grondwet en Europese grondrechten en de manier waarop de rechter daarmee om gaat.
- De integrale teksten van de verdragen en andere regelgeving hieronder vindt u bij de downloads.
Het Europees Verdrag Rechten van de Mens en het Handvest Grondrechten Europese Unie voegen een aantal specifieke aspecten aan art. 11 Gw toe.
Europees Verdrag Rechten van de Mens
- Art. 1 EVRM (Protocol 13): Verbod op de doodstraf
- Art. 2 EVRM: Recht op leven
- Art. 3 EVRM: Verbod op martelen en onmenselijke behandeling
- Art. 3 EVRM: Verbod op slavernij en dwangarbeid
- Art. 8 EVRM: Onaantastbaarheid van het lichaam
Handvest Grondrechten Europese Unie
- Art. 2 Hv: Recht op leven en verbod op de doodstraf
- Art. 3 en 4 Hv: Regels op het gebied van geneeskunde en biologie
Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
- Tien jaar na dato heeft Nederland in 2016 het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van 13 december 2006 geratificeerd. Daartoe heeft Nederland de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) in het leven geroepen.
De integrale tekst van het VN-verdrag vindt u bij de downloads.
• Tekst wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte