Er ontstond de afgelopen weken onrust over de grondrechtelijke aspecten van coronamaatregelen. Onlangs kwam de Raad van State met een advies.
Om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen is de regering sinds 23 maart met allerlei beperkende maatregelen genomen. Na verloop van tijd kwam er steeds meer kritiek op de maatregelen, zie De coronacrisis en de grondrechten (2).
Centrale vraag was hoe deze maatregelen zich verhielden tot de Grondwet. De Tweede Kamer heeft begin mei de Raad van State gevraagd hierover met een advies te komen. Dit is op 25 mei 2020 gepubliceerd.
Volgens de Raad van State werd de regering in maart geconfronteerd met een opgave van ongekende complexiteit. De raad zegt veel waardering te hebben voor de manier waarop het kabinet hiermee is omgegaan.
Vervolgens staat de Raad van State stil bij de eisen die de Grondwet stelt. Volgens de Grondwet moeten beperkingen van de grondrechten in alle gevallen herleidbaar zijn tot een specifieke wet die dat mogelijk maakt. Door bepaalde grondrechten via de noodverordeningen te beperken heeft de regering dan ook niet voldaan aan de grondwettelijke eisen. Dat de regering in deze crisissituatie in eerste instantie volstaan heeft met een meer algemene wettelijke grondslag, noemt de Raad van State echter verdedigbaar.
De regering heeft volgens de Raad van State eind april terecht besloten om een tijdelijke wet te maken die op korte termijn de noodverordeningen gaat vervangen. Het is duidelijk dat de coronacrisis langere tijd gaat duren en dat beperkende maatregelen voorlopig nog nodig zullen blijven. Daarvoor biedt een wet een steviger juridisch fundament.
Een van de beperkingen kan volgens de Raad van State de toets der kritiek sowieso niet doorstaan. Een noodverordening mag nooit een basis bieden voor een verbod op samenkomsten in de strikte privésfeer.
De Kamer had ook gevraagd hoe de Raad van State tegen de democratische controle van het beleid aankeek staat. De raad stond in zijn advies uitgebreid stil bij stil bij de bevoegdheden die de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s bij de uitvoering van de anti-coronabeperkingen hebben. De democratische controle op hun activiteiten is op dit moment zeer beperkt.
Omdat de noodverordeningen van de veiligheidsregio’s gebaseerd zijn op de aanwijzingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is een belangrijke rol weggelegd voor de controle door het parlement, hoewel het parlement feitelijk geen formele positie bij het beoordelen van de inhoud van de noodverordeningen. Naarmate de crisissituatie langer voortduurt, is een gebrek aan formele parlementaire betrokkenheid bij het beperken van grondrechten steeds minder aanvaardbaar, vindt de Raad van State en daarom is het goed dat de regering binnenkort met een wetsvoorstel komt.
Tekst Voorlichting over grondwettelijke aspecten van (voor)genomen crisismaatregelen
EERDERE BERICHTGEVING OVER CORONA EN GRONDRECHTEN
- De coronacrisis en de grondrechten (2) (8 mei 2020)
- De coronacrisis en de grondrechten (1) (31 maart 2020)