Website over de 23 grondrechten in de Grondwet

Artikel 8

In Nederland mag iedereen een vereniging oprichten of er lid van worden. Wel moet elke vereniging de openbare orde respecteren.

 

 

TEKST GRONDWET

000000 Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.

 

ALGEMENE TOELICHTING

Art. 8 Gw (vrijheid van vereniging) wordt samen met art. 9 Gw (vrijheid van vergadering en betoging) tot de politieke grondrechten gerekend, omdat ze onmisbare voorwaarden zijn voor het functioneren van de democratie.
De Amerikaanse president Abraham Lincoln zei in 1863 over deze grondrechten: 'Om goed te kunnen functioneren heeft een democratie een aantal regels nodig die zijn opgesomd in de grondwet. Vrije verkiezingen zijn belangrijk maar zonder de vrijheid van meningsuiting, vergadering, vereniging is het vrijwel onmogelijk om goed geïnformeerd te worden en over onderwerpen te discussiëren, waarna men een weloverwogen stem uit kan brengen.'

Beperking vrijheid
Art. 8 Gw geeft iedereen het recht een vereniging op te richten. Zo'n vereniging hoeft geen officiële rechtspersoon te zijn, zoals omschreven in art. 2:1, 2:2 en 2:3 BW. Hier mag je het begrip ruimer lezen als 'organisatie van personen'. Het kan dus ook om een clubje mensen gaan die fijn vinden om met elkaar te vissen of te kaarten.
De tweede zin van art. 8 GW zegt dat het recht om een vereniging op te richten bij de wet kan worden beperkt in het belang van de openbare orde. Het betekent dat beperkingen alleen met een formele wet
kunnen worden geregeld.
Bij art. 8 Gw kan geen sprake zijn van delegatie. Een burgemeester mag dus nooit op eigen houtje een vereniging verbieden.

Verboden activiteiten verenigingen
Omdat dit grondrecht belangrijk is voor het functioneren van de democratie zal de overheid zeer terughoudend zijn bij het opleggen van beperkingen. Het beperken van de rechten van een bepaalde groep kan echter nodig zijn om de democratische rechtsstaat te beschermen. Centrale vraag hier is hoe een maatschappij zichzelf moet beschermen tegen activiteiten van verenigingen die een bedreiging voor diezelfde maatschappij zijn.

  • Je kunt preventieve beperkingen in het leven roepen door vooraf toestemming te eisen.
  • Beperkingen kunnen repressief zijn door de rechter de mogelijkheid van een toetsing achteraf te geven. Zowel het Burgerlijk Wetboek als het Wetboek van Strafrecht bieden hem de nodige mogelijkheden daartoe. Sinds 1976 kennen we in Nederland alleen repressieve beperkingen.

Verboden doelen verenigingen
De rechter kan een organisatie verbieden als het doel van de organisatie een verboden karakter heeft. Het gaat er dan niet om of een rechter moreel bezorgd is en vindt dat iets eigenlijk niet zou mogen. Het doel moet duidelijk bepaalde strafrechtelijke aspecten in zich hebben. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van geweld en bedreigingen en aan het oproepen tot discriminatie.
Vóór de rechter echter tot ontbinding van de vereniging besluit, zal hij de vereniging in de gelegenheid stellen de statuten zodanig te veranderen dat ze niet meer in strijd zijn met de openbare orde.

Gedwongen lid worden van vereniging
In beginsel kun je niet gedwongen worden om lid te worden van een vereniging, maar er zijn wel enkele uitzonderingen. Zo moet een nieuwe eigenaar van een appartement in een complex met een Vereniging Van Eigenaren (VVE) verplicht lid van die vereniging worden. Het gezamenlijk in eigendom hebben van een complex schept onderlinge verplichtingen die via de VVE ten uitvoer kunnen worden gebracht. Bovendien, als je geen lid van zo’n vereniging wilt worden, moet je je dat van tevoren realiseren en het appartement dus maar niet kopen…
Een andere bekende uitzondering is de wettelijke verplichting die bepaalde beroepsgroepen kennen om zich bij een pensioenfonds aan te sluiten.

Openbare orde
De term ‘openbare orde' in de tweede zin van art. 8 Gw blijkt een erg ruim begrip. Het wordt nergens als zodanig gedefinieerd, maar slechts benaderd met het geven van voorbeelden zoals het aantasten van de vrijheid van anderen, het gebruik van geweld en het discrimineren van anderen.
In de Wet Vereniging en vergadering die van 1855 tot 1976 van kracht geweest is, werd het begrip 'openbare orde' uitgewerkt in voorbeelden als het overtreden van een wet, de aanranding of het bederf der goede zeden en als ‘stoornis in de uitoefening der regten, van wie het ook zij’.

Geen toestemming vooraf
Tot 1976 stond er een belangrijke beperking in de Wet vereniging en vergadering, namelijk een preventief overheidstoezicht op verenigingen. Hier kwam de definitie van het begrip 'openbare orde' om de hoek kijken. Een vereniging moest toestemming vragen met een verklaring van de minister van justitie dat 'van hem van bezwaren niet is gebleken'.
In 1970 kreeg de homobelangenorganisatie COC geen rechtspersoonlijkheid, want volgens de minister waren de werkzaamheden van het COC in strijd met het algemeen belang. De discussie die hierover ontstond, heeft mede toe bijgedragen dat dit preventief toezicht in 1976 samen met het hele Wet vereniging en vergadering afgeschaft werd.

Toetsing aan Burgerlijk Wetboek
Repressief toezicht geeft de rechter de mogelijkheid tot een toetsing achteraf. Daarover zijn regels vastgelegd in art. 2:20
lid 1-2 BW.

100000 Een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie verboden verklaard en ontbonden.
2 Een rechtspersoon waarvan het doel in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie ontbonden. Alvorens de ontbinding uit te spreken kan de rechtbank de rechtspersoon in de gelegenheid stellen binnen een door haar te bepalen termijn zijn doel zodanig te wijzigen dat het niet meer in strijd is met de openbare orde.

 

Toetsing aan Wetboek van Strafrecht
Art. 140 WvS biedt de rechter mogelijkheden een vereniging te verbieden door hem als een criminele organisatie te bestempelen.

100000 Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2 Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de Wet conflictenrecht corporaties is afgegeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
3 Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.
4 Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.

 

Toetsing aan Algemene wet gelijke behandeling
Art. 6a Algemene wet gelijke behandeling geeft aan dat het verboden is om bij lidmaatschappen onderscheid te maken:

100000
Onderscheid is verboden bij het lidmaatschap van of de betrokkenheid bij een werkgevers of werknemersorganisatie of een vereniging van beroepsgenoten, alsmede bij de voordelen die uit dat lidmaatschap of uit die betrokkenheid voortvloeien.
2 Het eerste lid laat onverlet:
   a de vrijheid van een op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag gebaseerde organisatie of vereniging om eisen te stellen, die gelet op haar doel, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat en
   b de vrijheid van een op politieke grondslag gebaseerde organisatie of vereniging om eisen te stellen, die gelet op haar doel, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van ras, geslacht, nationaliteit, hetero of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.

 

 

GESCHIEDENIS

Staatsregeling 1798
Het recht op vereniging dook samen met het recht op vergadering voor het eerst op in de Staatsregeling 1798. Artikel 18 zei er het volgende over:

00000 Ieder Burger heeft regt, om met zijne Medeburgers te vergaderen, ter onderlinge voorlichting, ter opwekking van vaderlandsliefde, en ter naauwer verbindtenis aan de Staatsregeling, zonder dat, nogthands de Constitutioneele Gezelschappen, als zoodanigen, met elkanderen over Staats-zaken briefwisseling houden, geschreven aanklagten ontvangen, bij stemming besluiten, of, bij wijze van Corporatie, eenige openbaare daad zullen verrigten.

 

Beide rechten verdwenen daarna een tijdje achter de constitutionele horizon om in 1848 terug te keren als art. 10 Gw:

00000 Het regt der ingezetenen tot vereeniging en vergadering wordt erkend. De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat regt in het belang der openbare orde.

 

De beperking 'in het belang der openbare orde' werd in 1855 geregeld in de Wet Vereniging en vergadering.

Vereniging en vergadering in één artikel
Vanaf 1848 tot de grondwetswijziging van 1983 stonden het recht van vereniging en het recht van vergadering samen in één artikel. Men ging uit van de niet onlogische gedachte dat als je als vereniging iets wilt bereiken, het onontkoombaar is dat je ook met elkaar vergadert. De Grondwet van 1983 bracht daar verandering in door het verenigingsrecht in art. 8 en het vergaderingsrecht in art. 9 te regelen. De twee rechten werden apart opgenomen, zodat ze op verschillende wijze beperkt kunnen worden. Ook in veel internationale verdragen is voor zo'n verdeling gekozen.

  • Art. 8 Gw kent alleen een beperking bij wet. In vergelijking met de Grondwet van 1848 is het recht niet alleen aan de ingezetenen voorbehouden, maar geldt het voor iedereen. De verplichting richting de overheid is vervangen door de soepele formulering 'kan worden beperkt'.
  • Art. 9 Gw geeft aan dat het recht tot vergadering ook op een andere manier kan worden beperkt door het voorbehoud te maken 'behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet'. Vergeleken met oudere grondwetsartikelen is het recht op vergadering uitgebreid met het recht te mogen betogen.

Verboden politieke partijen
Er zijn in de geschiedenis van art. 8 Gw ongeveer 250 verenigingen verboden. Meestal ging het om verenigingen die rechts-extremistische of nazistische denkbeelden op na hielden.

Onder de verboden verenigingen waren vier politieke partijen:

  • In 1893 werd de Sociaaldemocratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis verboden omdat de partij anarchistisch was en volgens de rechter onwettige middelen propageerde om haar revolutionaire doel te bereiken. De SDB ging na het verbod verder als Socialistenbond.
  • In 1945 kwam er een rechterlijk verbod voor de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) vanwege de collaboratie van deze partij met de vijand.
  • In 1956 verbood de Hoge Raad de neo-nazipartij Nationaal-Europese Sociale Beweging.
  • De Centrumpartij '86 was een tijdlang in de ultrarechtse hoek de concurrent van de Centrum Democraten van Hans Janmaat. In de jaren negentig werden de denkbeelden over allochtonen steeds extremer. In 1998 oordeelde de rechter dat de Centrumpartij aanzette tot geweld tegen allochtonen en verbood de partij.

 

 

NIEUWSITEMS

 


ACTUEEL

VIJF GEWELDDADIGE MOTORCLUBS VERBODEN

De meest recente voorbeelden van door de rechter verboden verenigingen zijn een vijftal gewelddadige motorclubs: de Bandidos (2017), Satudarah (2018), de Hell's Angels (2019), No Surrender (2019) en Caloh Wago (2021).

De rechtbank Den Haag gaf op 18 juni 2018 de volgende argumentatie om Satudarah te verbieden:
Motorclub Satudarah wordt verboden verklaard en ontbonden, omdat de vereniging een cultuur in stand houdt waarin het plegen van ernstig geweld wordt gefaciliteerd en gestimuleerd. De vele strafbare gedragingen van een groot deel van de leden is daarmee onderdeel van de structurele werkzaamheid van de vereniging, hetgeen een verbod en ontbinding noodzakelijk maakt.

Verschillende zaken tegen de motorclubs zijn inmiddels in hoger beroep behandeld. In de JURISPRUDENTIE vindt u een oude zaak uit 2009 tegen de Hell's Angels waarin de Hoge Raad destijds nog een streep door het verbod zette.
In de tweede zaak in de JURISPRUDENTIE bevestigde het gerechtshof in Leeuwarden in 2020 het verbod van motorclub No Surrender een jaar daarvoor. Op 24 april 2022 verwierp de Hoge Raad het cassatieberoep waarmee het verbod van No Surrender onherroepelijk werd.

 

PEDOFIELENVERENIGING MARTIJN VERBODEN

In 2012 verbood de rechtbank in Assen de pedofielenvereniging Martijn en ontbond de vereniging. De rechtbank was van oordeel dat seksueel contact tussen volwassenen en kinderen in strijd was met de algemeen aanvaarde normen en waarden die in de Nederlandse maatschappij gelden.

Het jaar daarop bleek dat het gerechtshof in Leeuwarden in hoger beroep meer gewicht toekende aan de vrijheid van meningsuiting. Hoe verwerpelijk de ideeën van de leden ook waren, strafbaar waren ze volgens het gerechtshof niet en vernietigde het vonnis van de rechtbank.
Tenslotte kwam de zaak voor de Hoge Raad die op 18 april 2014 de beschikking van het hof vernietigde en het vonnis van de rechtbank in Assen bekrachtigde. De Hoge Raad achtte de activiteiten van de vereniging in strijd met de bescherming van kinderen tegen seksueel geweld. Martijn werd in 2014 definitief verboden en ontbonden. Zie JURISPRUDENTIE.

Op 2 februari 2022 diende voor de rechtbank in Rotterdam een zaak tegen de oud-voorzitter en twee oud-bestuursleden van Martijn. Ze zouden zich nog steeds online actief inzetten voor de legalisatie van seksueel contact tussen volwassenen en kinderen.
Het Openbaar Ministerie eiste een jaar celstraf op basis van een zelden gebruikt wetsartikel, namelijk het deelnemen aan het voortzetten van werkzaamheden van een verboden organisatie.
Op 8 maart 2022 veroordeelde de rechtbank twee van de drie tot celstraffen van vier en zes maanden. De zaak tegen het derde bestuurslid is aangehouden. De rechters oordeelden dat twee de vereniging jarenlang feitelijk voortzetten door seksueel contact tussen volwassenen en kinderen te verheerlijken en de schadelijke gevolgen ervan te bagatelliseren. Daarmee deden ze hetzelfde als de verboden vereniging Martijn indertijd deed, aldus de rechtbank.

 

NIEUWE WETGEVING VERBIEDEN RECHTSPERSONEN

In december 2019 diende het kabinet een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in om het gemakkelijker te maken rechtspersonen te verbieden die de samenleving ontwrichten. Het wetsvoorstel 'Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen' werd op 13 oktober 2020 door de Tweede Kamer aangenomen.

Over de relatie met art. 8 Gw zegt de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel:
De vrijheid van vereniging kan ingevolge dit artikel bij wet worden beperkt in het belang van de openbare orde. Het begrip 'openbare orde' in deze bepaling is in de Grondwetsge­schiedenis niet nader ingevuld. De regering heeft zich op het standpunt gesteld dat het begrip zeer ruim is, maar ook dat de verenigingsvrijheid in ons land in feite bijzonder groot is. Het is aan de wetgever om te bepalen welk gebruik hij van de hem toegekende beperkingsbevoegdheid zal maken, aldus de regering in haar rol als mede-grondwetgever.

Naast de wijziging van het Burgerlijk Wetboek heeft de Tweede Kamer in juni 2020 een initiatiefwetsvoorstel aangenomen dat de mogelijkheid biedt om criminele organisaties een bestuurlijk verbod op te leggen. De Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties geeft de minister voor Rechtsbescherming de bevoegdheid om zo'n verbod op te leggen. Deze extra mogelijkheid wordt gerealiseerd omdat de overheid in voorkomend geval sneller zou kunnen handelen dan de rechter.

Beide wetsvoorstellen moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.

 

TURKSE MINISTERS VOEREN CAMPAGNE IN NEDERLAND

In maart 2017 deed de zaak rond de Turkse ministers die naar Nederland wilden komen om Turkse Nederlanders toe te spreken hier de gemoederen hoog oplaaien.

In het Nederlands Juristenblad 2017/12 vroeg hoogleraar staatsrecht Paul Bovend’Eert zich af of het kabinet wel voldoende argumenten had om de grondwettelijke vrijheid van vergadering in te perken:
Eigenlijk zie ik helemaal geen juridische grondslag om de Turkse ministers, die niet als bewindspersoon maar in hun hoedanigheid van lid van de partij van Erdogan naar Nederland komen, te verbieden om campagne te voeren voor een referendum onder Turkse Nederlanders die in Turkije stemrecht hebben. Het recht van vrijheid van meningsuiting en vergadering geldt ook voor niet-Nederlanders die op Nederlands grondgebied zijn.

 

Vrouwe Justitia 7 KLEINJURISPRUDENTIE

GEEN VERBOD HELL'S ANGELS HARLINGEN

De Hoge Raad heeft in juni 2009 beslist dat de afdeling Hell's Angels Northcoast in Harlingen niet verboden mocht worden. De raad stelde dat het verbieden van een vereniging of stichting wegens strijd met de openbare orde alleen in het uiterste geval kan geschieden. Een dergelijk verbod vormt een ernstige inbreuk op de vrijheid van vereniging en vergadering die een grondbeginsel van de democratische rechtsstaat vormen.

In het geval van de Harlinger Hell's Angels leverden de feiten die het OM had aangevoerd, volgens de Hoge Raad voor een deel het beeld op dat er sprake was van maatschappelijk ongewenst gedrag en mogelijk ook van strafbare feiten. Toch zorgde dit alles niet voor zo'n ernstige inbreuk op de openbare orde dat de rechtspersoon moest worden verboden.
Deze uitspraak van de Hoge Raad was voor het OM destijds aanleiding om ook andere afdelingen van de Hell's Angels te verbieden en te ontbinden stop te zetten.

 

PEDOFIELENVERENIGING MARTIJN DOOR HOGE RAAD VERBODEN

In 2012 verbood de rechtbank in Assen de Vereniging Martijn omdat de vereniging seksuele contact tussen volwassenen en kinderen voorstelt als iets dat normaal en acceptabel zou moeten zijn. De rechtbank achtte de activiteiten van Martijn in strijd met de openbare orde en verbood en ontbond de vereniging op grond daarvan. In hoger beroep vernietigde het gerechtshof in Leeuwarden dat besluit een jaar later. NRC vertaalde deze uitspraak op 3 april 2013 in de kop 'Pedoclub is gruwelijk, maar samenleving kan er wel tegen'.

Vervolgens ging de zaak van de pedofielenvereniging door naar de Hoge Raad die op 18 april 2014 alsnog besloot dat de pedofielenvereniging verboden en ontbonden moet worden. De Hoge Raad oordeelde dat 'de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten zelfs verheerlijkt en haar opvattingen ook propageert'. Het hoogste rechtscollege vond de bescherming van kinderen zo belangrijk dat het recht op vereniging ervoor moest wijken. Daarmee volgde de Hoge Raad de uitspraak van de Asser rechtbank in eerste instantie. In zijn vonnis refereerde De Hoge Raad bij de beperking van het recht op vereniging aan het Europees hof in Straatsburg dat eerder oordeelde dat de vrijheid van vereniging preventief mag worden ingeperkt als er kennelijk essentiële waarden op het spel staan.

In een redactioneel commentaar van 22.04.14 schreef NRC-Handelsblad hier het volgende over:
Hoewel de doelstelling van de vereniging louter afkeuring verdient, wordt met een verbod toch een te zwaar middel toegepast. In een vrije samenleving moet het ook mogelijk zijn om rondom ongewenste, schokkende en zelfs schadelijke opvattingen een vereniging te organiseren. (…) De vereniging Martijn wordt verboden vanwege de mogelijke toekomstige ontwrichtende effecten. Dus niet om wat ze nu doet maar om wat ze zou kunnen veroorzaken. Dus een nieuwe stok voor het Openbaar Ministerie om ook andere verenigingen preventief mee te slaan. Intussen voegt de Hoge Raad zich naadloos in de publieke afwijzing van pedofilie. Kennelijk moet de kloof met de burger ook weer niet te groot worden.

 

GERECHTSHOF BEVESTIGT VERBOD NO SURRENDER

In december 2020 besloot het gerechtshof in Leeuwarden dat de in 2013 opgerichte motorclub No Surrender verboden blijft. In hoger beroep bevestigde het gerechtshof daarmee het verbod dat de rechtbank in Assen dat in juni 2019 oplegde vanwege het gewelddadige karakter van No Surrender.

Volgens het hof kent No Surrender een traditie van intimidatie en geweld. De cultuur van No Surrender vergemakkelijkt volgens de rechters het plegen van geweldsmisdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Het is kennelijk de bedoeling van No Surrender om zichzelf en haar leden als wetteloze bandieten buiten de maatschappelijke orde te plaatsen en angst te kweken, aldus het Leeuwarder gerechtshof:
De gedragingen van de leden kunnen aan No Surrender worden toegerekend en zijn daardoor een werkzaamheid van No Surrender. Die werkzaamheid wakkert in de maatschappij angst aan voor degenen die zich als lid van No Surrender presenteren, is in strijd met de openbare orde en rechtvaardigt een verbod van No Surrender.

Op 22 april 2022 werd na het verwerpen van het cassatieberoep door de Hoge Raad het verbod van motorclub No Surrender onherroepelijk.

 

EUROPEES RECHT

Vooraf

  • Staatsrechtelijk is de Nederlandse wetgeving inclusief Grondwet ondergeschikt aan het Europees recht. Mochten Nederlandse wetten de burger echter méér garantie bieden, dan heeft hij aanspraak op de meest vergaande bescherming, in dit geval van de Nederlandse wet. Lees meer over de relatie tussen Grondwet en Europese grondrechten en de manier waarop de rechter daarmee om gaat.
  • De integrale teksten van de verdragen en andere regelgeving hieronder vindt u bij de downloads.
  • In onze Grondwet zijn het recht op vrijheid van vereniging (art. 8 Gw) en vrijheid van vergadering en betoging (art. 9 Gw) gesplitst. Europees recht vat ze samen, vandaar dezelfde verwijzingen naar artikelen in EVRM en Handvest Grondrechten.

Europees Verdrag Rechten van de Mens

  • Art. 11 EVRM   Dit artikel biedt dezelfde bescherming van het verenigingsrecht als onze Grondwet. Opmerkelijk is dat volgens de jurisprudentie er ook geen sprake mag zijn van verenigingsdwang en dus een verplicht lidmaatschap van een vakbond verboden is.

Handvest Grondrechten Europese Unie

  • Art. 12 Hv   In lid 2 van dit artikel wordt nog even apart genoemd dat politieke partijen ook onder het recht van vereniging vallen.

Uitgelicht

Het kan wéér gruwelijk mis gaan

De risico’s die tot het Toeslagenschandaal hebben geleid, zijn niet verdwenen, stelde voorzitter Van Nispen van de enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening:vast bij de presentatie van hun eindrapport Blind voor mens en recht:
De blindheid voor mensen en voor hun rechten is er nog steeds. Een indringende constatering is dan ook dat het wéér gruwelijk mis kan gaan. Dit kan morgen weer gebeuren, zo lang de overheid zich niet aan de eigen wetten houdt. Zo lang grondrechten niet worden gerespecteerd, waarborgen ontbreken en rechtsstatelijk handelen niet dagelijks in praktijk wordt gebracht. Zo lang geen invulling wordt gegeven aan macht en tegenmacht. Zo lang de staatsmachten blind blijven voor mens en recht. Zo lang blijft het risico bestaan dat mensen door overheidshandelen worden vermorzeld. Dat kan ieder van ons overkomen.
(26.02.2024)

 

Bekijk oude afleveringen Uitgelicht

Nieuw verschenen

trapman cover

Historicus Arnout van Cruyningen schreef een boek over de parlementaire geschiedenis van Nederland met 1848 als sleuteljaar. Het was het jaar dat Thorbecke in zijn ingrijpende grondwetswijzigingen een feit zag worden. Zo’n 175 jaar na dato staat Het Huis van Thorbecke nog steeds als een huis.
In zijn boek gaat Van Cruyningen verder dan het beschrijven van de formele geschiedenis van de parlementaire democratie zoals die zich na Thorbecke heeft voltrokken. Actuele thema’s als het vertrouwen in de politiek, de verruwing van de parlementaire omgangsvormen en andere crises en schandalen blijven in Het Huis van Thorbecke niet onbesproken.
(28.07.2024)

Bekijk overzicht nieuwe boeken

Knipoog

Wij van de Grondwet

Op 2 juli 2024 droeg Hugo de Jonge zijn portefeuille van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over aan Judith Uitermark en die van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan Mona Keijzer.
Bij die gelegenheid hield Wytze van der Woude van het ministerie van Binnenlandse Zaken een toespraak over het belang van de Grondwet. Van der Woude zei onder andere:
De Grondwet verbindt generaties, moet mee bewegen met de tijd en tegelijkertijd niet met alle winden meewaaien. De Grondwet moet je in je hoofd en in je hart houden. Wij van de Grondwet, adviseren de Grondwet!
Van der Woude is directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving op het ministerie van Binnenlandse Zaken.
(geciteerd in NRC 02.07.2024)

Bekijk oude afleveringen Knipoog