Website over de 23 grondrechten in de Grondwet

Grondrechten

Artikel 6

Alle Nederlanders hebben het recht om hun godsdienst of levensovertuiging vrij te tonen. Wel moet je je daarbij aan de regels van de wet houden.

 

 

TEKST GRONDWET

100000 Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2 De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

 

ALGEMENE TOELICHTING

Oudste grondrecht
Het recht om vrij een godsdienst te belijden is het oudste grondrecht dat de Nederlandse wetgeving kent. Het kwam in 1579 als artikel 13 in de Unie van Utrecht. Deze respectabele leeftijd betekent overigens niet dat het onderwerp voortaan niet meer ter discussie stond. Feitelijk heeft de godsdienstvrijheid steeds voor nogal wat beroering gezorgd en dat duurt tot op de dag van vandaag voort. Zeker nu fundamentalistische stromingen binnen religies duidelijk van zich laten horen en hun rechten opeisen.

Scheiding kerk en staat
Van meet af aan is het de bedoeling van dit artikel geweest om een scheiding aan te brengen tussen kerk en staat. De neutraliteit van de staat stond in de wet voorop. Deze mocht nooit een voorkeur uitspreken voor één bepaalde geloofsinrichting.
Uiteraard mag een individueel politicus vanuit een bepaalde geloofsovertuiging handelen. In juli 2013 deed premier Rutte over het niet laten inenten van kinderen door hun ouders een opmerkelijke uitspraak. Volgens Rutte 'heeft God nooit bedoeld dat deze kinderen zo lijden als er tegelijkertijd in de wereld, waar God ook iets mee te maken heeft in mijn ogen, er ook voor is gezorgd dat er vaccins zijn'.
Hoewel in het streng-protestantse kamp de 'bemoeizucht' van de politiek gehekeld werd, waren de krantencommentaren het erover eens dat de minister-president als privépersoon het recht had om vanuit zijn persoonlijke geloofsopvatting zijn mening te geven.
Dezelfde scheiding van kerk en staat heeft ervoor gezorgd dat geschillen over het geloof niet aan de rechter voorgelegd mogen worden. De rechter mag niet oordelen op basis van theologische leerstellingen.

Afzijdige overheid
Art. 6 Gw is een van de zogeheten klassieke grondrechten. Kenmerk van zo'n grondrecht is dat de overheid zich van bepaalde zaken afzijdig moet houden in de zin van dat de overheid moet toestaan dat een burger anders denkt en handelt dan de meeste andere burgers.

Zo'n 'afzijdige' overheid betekent vervolgens niet dat de burger het ook maar zelf uit moet zoeken. Het kan noodzakelijk zijn dat de overheid politie inzet om ervoor te zorgen dat een bepaalde groep burgers van hun grondwettelijke recht gebruik kan maken. In dit verband is het aardig om te zien dat art. 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens de staat juist verplicht passende maatregelen te nemen om demonstranten te beschermen tegen bedreigingen van tegenstanders.
Duidelijk is wel dat een overheid zich niet heeft te bemoeien met de regels die een godsdienst zijn gelovigen oplegt. De laatste jaren hebben we in Nederland de nodige ervaringen opgedaan met allerlei zaken van godsdienstige aard. Eerder noemden we een eventuele vaccinatieplicht voor kinderen uit streng-christelijke gezinnen, maar denk bijvoorbeeld ook aan: het werken op zondag, het ritueel slachten, het dragen van kleding die het gezicht bedekt en het in dienst nemen van homoseksuelen in het bijzonder onderwijs.

In Nederland is een wettelijk verbod op ritueel slachten tot nu toe niet haalbaar gebleken vanwege een beroep op de vrijheid van godsdienst. Eind 2020 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat een verbod op onverdoofd slachten, zoals dat sinds 2019 in Vlaanderen geldt, niet in strijd was met de vrijheid van religie. Het hof oordeelde dat het bevorderen van dierenwelzijn een erkende doelstelling van algemeen belang is in de EU. De Vlaamse wet legt niet de religieuze rituelen omtrent de slacht aan banden legt, maar verbiedt alleen het onverdoofd slachten.

Geloven doe je maar in de kerk
In een debat over de scheiding van kerk en staat op 14 juni 2012 zette de classicus Anton van Hooff het probleem als volgt neer:
Natuurlijk heeft iedereen het recht op zijn eigen godswaan. Geloven doe je echter maar in de kerk, moskee, tempel of synagoge. Daarbuiten gelden de wetten van de rechtsstaat.

Zo'n uitspraak komt in de richting van de opvattingen van hoogleraar theologie en islamologie Samir Khalil Samir. Onder de kop 'Religie is hier privé, moslims' schreef hij op 16 mei 2013 in Trouw:
Europa moet zijn identiteit duidelijk maken aan migranten. Moslims hebben geen idee wat secularisme inhoudt. De Islam is behalve een godsdienst ook een economisch systeem, een politiek project. In het Westen is religie een privézaak. Dat is een wereld van verschil. Je moet moslim-immigranten dat uitleggen voor ze hier komen.

Alles mag
Het kernprobleem waar elke overheid vroeg of laat tegenaan loopt is de vraag hoe je kunt beoordelen of er terecht een beroep op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging wordt gedaan.
Tjitske Harmannij uit Oegstgeest vatte deze discussie aardig samen in een ingezonden brief in Trouw:
Raar land toch, Nederland. Ben je zwanger, dan mag je als aanstaande moeder niet zelf beslissen of je thuis of in het ziekenhuis bevalt. daarvan kun je de gevolgen als niet-medicus onvoldoende overzien. Is het kind eenmaal geboren dan mag je wel zelf beslissen om al dan niet te vaccineren. Het eventuele ernstig letsel of dodelijk gevolg is dan ondergeschikt aan principes. Maar probeer je om je kind alleen rauw voedsel te geven, wordt het uit huis geplaatst. Ik raad alle (aanstaande) moeders aan om bij dit soort beslissingen aan te geven dat je uit religieuze overtuiging handelt. Volgens mij mag dan alles in dit land.

Kerkasiel
In november 2018 begon in een kerk in Den Haag een kerkasiel dat bijna 100 dagen zou duren. De actie was bedoeld om de uitzetting van een gezin uitgeprocedeerde asielzoekers te voorkomen. Zolang
de kerkdienst duurde, mocht de politie de kerk niet binnenkomen. Uiteindelijk mocht het gezin in Nederland blijven.
Hoogleraar Religie en recht Fokko Oldenhuis in Groningen zei er in Trouw van 7 december 2018 dit over:
Een kerkgenootschap staat niet boven de wet, de strafwet geldt ook voor de kerk. Als er vermoedens zijn van een overtreding of een misdrijf, heeft de officier van justitie het recht de politie een kerk te laten binnenvallen. De uitzondering daarop is de kerkdienst zelf. Tijdens een godsdienstoefening moet de politie buiten blijven.

 

TOELICHTING OP ONDERDELEN

Lid 1   'Godsdienst of levensovertuiging'
Bij de grondwetswijziging van 1983 werd de draagwijdte van art. 6 Gw aanmerkelijk uitgebreid. Voortaan ging het artikel behalve over vrijheid van godsdienst ook over vrijheid van levensovertuiging. Het laatste begrip is niet alleen ruimer, maar ook meer onbepaald en daardoor minder grijpbaar. Is dit een individuele overtuiging of mag je van een gemeenschappelijke overtuiging uitgaan?
De wetgever zag dit soort problemen in 1983 al op zich afkomen en voegde daarom in het eerste lid van art.6 Gw de formulering 'behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet' toe. Ongewenste ontwikkelingen blijven zo enigszins binnen bereik van de wetgever.

Sommige juristen vinden dat als er sprake is van een levensovertuiging het toch in elk geval zou moeten gaan om een 'samenhangende levensbeschouwing, die de hele levensopvatting doortrekt en samenhangt met het geweten'. Anderen vinden dat je niet van mensen een 'niet-godsdienstige kopie van een godsdienstige overtuiging' kunt eisen. Jurisprudentie zal hier antwoord op moeten geven.

Lid 1   'Belijden'
Het woord 'belijden' kun je in het eerste lid van art. 6 Gw invullen als: 'Je mag die mening hebben, je mag die mening uitdragen en je mag met gelijkgezinden bij elkaar komen'. Het toestaan van het belijden van een godsdienst kan problemen geven als het botst met de wettelijke voorschriften. Denk aan het dragen van een boerka.

Misschien wel het beroemdste voorbeeld in de Nederlandse jurisprudentie is het zogeheten AOW-arrest uit 1960 dat over het belijden van een godsdienst gaat. Mag je in strijd met de wet om godsdienstige redenen zeggen dat je niet voor AOW in aanmerking wenst te komen en er ook geen premie voor wil afdragen? Zie hieronder bij JURISPRUDENTIE.

Lid 1   'Behoudens ieders verantwoordelijkheid'
De laatste zin van het eerste lid geeft de wetgever de mogelijkheid om beperkingen aan te brengen. Een voorbeeld is het trouwen in de kerk. De wetgever vindt dit prima, maar eist dat het bruidspaar eerst een burgerlijk huwelijk sluit. Artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht laat hier geen ruimte voor misverstanden:
De bedienaar van de godsdienst die, voordat partijen hem hebben doen blijken dat hun huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken, enige godsdienstige plechtigheid daartoe betrekkelijk verricht, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Lid 2   'Buiten besloten plaatsen'
Het tweede lid dat beperkingen stelt aan de plaats van de godsdienst, heeft een lange voorgeschiedenis die misschien wel teruggaat naar de hagenpreken uit de zestiende eeuw toen de protestanten buiten de kerk in het veld godsdienstoefeningen organiseerden.
Ook de processies van de katholieke kerk vielen een tijdlang onder deze bepaling. Van 1848 tot en met de Grondwet van 1972 gold in Nederland het zogeheten processieverbod dat Thorbecke indertijd al 'intolerant' noemde. In 1962 nog stelde de Hoge Raad vast dat dit verbod niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Pas in 1983 verdween het processieverbod uit de Grondwet.

Tegenwoordig wordt het organiseren van processies geregeld via de Wet openbare manifestaties uit 1988. Deze wet geldt namelijk niet alleen voor vergaderingen, maar ook voor betogingen en de uitoefening van het recht tot het belijden van godsdienst en levensovertuiging op openbare plaatsen. Zie verder art. 9 Gw.

Op basis van deze wet mag de overheid alleen beperkingen opleggen als de gezondheid in gevaar komt, verkeersproblemen dreigen of  als er wanordelijkheden dreigen (voetbalwedstrijden). Dus niet als er ideeën worden verkondigd dat een minister niet aanstaan...
Artikel 1 van de Wet openbare manifestaties definieert een onderscheid tussen openbare en niet-openbare plaatsen:

 

100000 In deze wet wordt verstaan onder openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek.
2

Onder openbare plaats wordt niet begrepen een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.

 

In het algemeen geldt voor niet-openbare plaatsen dat het verblijf daar aan een bepaald doel gebonden. Of bijvoorbeeld als er een toegangsprijs wordt geheven.


NIEUWSITEMS

 

ACTUEEL

VRIJHEID VAN GODSDIENST IN TIJDEN VAN CORONA

De maatregelen om de uitbraak van het coronavirus terug te dringen raakten enkele malen nadrukkelijk hetgeen de Grondwet in art. 6 wil regelen. Toen elders een maximum van 30 personen voor binnenruimten vastgesteld werd, bleven de kerken de mogelijkheid houden meer kerkgangers binnen te laten. Hetzelfde bleek bij de verplichting per 1 december 2020 om in publieke binnenruimten een mondkapje te dragen.

Er kwam van veel kanten kritiek op de manier waarop art. 6 Gw werd toegepast. Geeft de overheid op deze manier niet een al te ruime uitleg aan het begrip godsdienstvrijheid? Mag je de vrijheid van de een afzetten tegen het belang van de volksgezondheid?

In hoeverre is de vrijheid van godsdienst van art. 6 Gw absoluut? In een opiniestuk in de Volkskrant van 3 december 2020 stellen Wim Voermans en Erik Jurgens, resp. hoogleraar en emeritus hoogleraar Staatsrecht, dat we in deze tijden van corona nogal eens lijken te vergeten dat de wetgever met een simpel meerderheidsbesluit in Tweede en Eerste Kamer de grondrechtelijke vrijheden kan inperken. Ze wijzen erop dat in de Wet Openbare manifestaties beperkingen aan het demonstratierecht worden verbonden. Het wetboek van Strafrecht doet dat ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting net zoals het Burgerlijk Wetboek beperkingen oplegt aan de vrijheid van vereniging.

Voermans en Jurgens wijzen verder op de mogelijkheden die de Europese regelgeving hier biedt. Zo geeft het Europees Verdrag van de rechten van de mens een aantal randvoorwaarden voor een eventuele inperking van de vrijheid van godsdienst
Art. 9 lid 2 EVRM geeft aan dat 'de volksgezondheid in een democratische samenleving reden kan zijn om te besluiten de vrijheid van godsdienst te beperken':
De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Voermans en Jurgens zeggen naar aanleiding hiervan:
Het EVRM geldt in Nederland als hoger recht dan de Grondwet. We kunnen de rij gronden van art. 9 dus met een gerust hart toepassen op de rechten in onze Grondwet. Op basis van het EVRM en de 'bescherming van de gezondheid' heeft het parlement dus het recht om eisen te stellen aan religieuze bijeenkomsten.
Natuurlijk gaat de vrijheid van godsdienst niet zover dat daarmee de openbare gezondheid in gevaar mag worden gebracht. Gedragingen binnen de kerken zijn, op grond van de godsdienstvrijheid, niet uitgezonderd van wat geldt in theaters, bioscopen en andere samenkomsten.

 

EEN DOLK MEE NAAR SCHOOL

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelde in juni 2019 een vader in het ongelijk die wilde dat zijn zoon de kirpan mee naar school mocht nemen. Het ging om een rituele dolk die een belangrijk religieus symbool van de sikhs is.

Deze religieuze beweging verplicht zijn mannelijke aanhangers om de kirpan te dragen. Uiteindelijk wees het schoolbestuur het verzoek af omdat er een totaalverbod op wapens gehanteerd werd. Toen de leerling toch met de kirpan op school verscheen, werd hij geschorst.
De Raad van State heeft de school in het gelijk gesteld. De raad vond dat het afwijzen van het verzoek de leerling weliswaar in zijn vrijheid van godsdienst beperkte, maar in dit geval mocht het bestuur de veiligheid op de school zwaarder laten wegen.

 

VERBOD OP GODSLASTERING AFGESCHAFT

In 1932 is art. 6 Gw uitgewerkt in artikel 147 en 147a van het Wetboek van Strafrecht in een verbod op 'smalende godslastering'. Artikel 147 zegt dat met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie degene wordt gestraft 'die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, door smalende godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat'. Sindsdien zijn er negen keer mensen voor godslastering veroordeeld.

De genadeslag voor artikel 147 kwam toen Gerard Reve (1923-2006) beschreef hoe God op aarde terugkeerde als een ezel waarmee Reve geslachtsgemeenschap met het ezeltje had. Er werden pogingen in het werk gesteld werden om hem op grond van artikel 147 veroordeeld te krijgen. Ondanks alle consternatie werd Reve in het spraakmakende 'Ezelarrest' op 2 april 1968 door de Hoge Raad vrijgesproken. Sindsdien is er in Nederland niemand meer voor smalende godslastering veroordeeld.

In 2009 kwamen D66 en SP - aanvankelijk ook samen met de VVD - met een initiatiefwetsvoorstel om artikel 147 af te schaffen. Ze motiveerden hun voorstel onder andere met de constatering dat het belangrijk was om een slapende bepaling niet de kans te geven om ooit weer wakker te worden gemaakt.
SP-woordvoeder Jan de Wit schreef op de website van zijn partij onder andere:
Deze bepaling is tachtig jaar geleden in het wetboek gekomen om foute redenen, namelijk om een niet-gelovige minderheid de mond te snoeren. Vandaag zetten we een juiste stap, door een wetsartikel dat onderscheid maakt tussen gelovigen en niet-gelovigen uit de strafwet te halen.

Met de stemmen van SGP, ChristenUnie en CDA tegen hebben de Tweede Kamer in april 2013 en vervolgens de Eerste Kamer in december van dat jaar ingestemd met het initiatiefwetsvoorstel van D66 en de SP om het artikel uit het Wetboek van Strafrecht te halen.

 


Vrouwe Justitia 7 KLEINJURISPRUDENTIE

KLASSIEK ARREST:
HET AOW-ARREST

Misschien wel het beroemdste voorbeeld in de Nederlandse jurisprudentie is het zogeheten AOW-arrest uit 1960. Aan de orde was de vraag hoe de overheid moest omgaan met mensen die om godsdienstige redenen niet voor AOW in aanmerking wensten te komen en er ook geen premie voor wilden afdragen.

Uiteindelijk kwam er een uitspraak van de Hoge Raad die deze 'gemoedsbezwaarden' hiervan formeel heeft vrijgesteld. Sindsdien kent de AOW net als de overige volksverzekeringen een 'erkenning van gewetensbezwaren tegen het verzekeringsbeginsel'.

In zijn uitspraak stelde de Hoge Raad onder andere vast:
De godsdienstvrijheid valt niet samen met een ieders vrijheid om wettelijke voorschriften aan zijn godsdienstige opvattingen of aan zijn eigen overtuiging te toetsen'. Verderop staat in het vonnis: 'Godsdienstvrijheid betekent niet dat het een ieder zou vrijstaan zich te onttrekken aan een wettelijke regeling (...) door op grond van aan zijn godsdienstige opvattingen of overtuigingen ontleende bezwaren de nietigheid of ongeldigheid te zijnen aanzien in te roepen.

  • Uitspraak Hoge Raad uit 1960 niet digitaal beschikbaar (HR13.04.1960, NJ 1960/436)>

 

EU-HOF OVER HOOFDDOEKVERBOD AMBTENAREN

Een vrouwelijke ambtenaar in België die om godsdienstige redenen een hoofddoek wilde dragen, vond haar werkgever op haar weg. Deze Belgische gemeente stond het dragen van religieuze uitingen onder werktijd niet toe vanwege een strikte overheidsneutraliteit. De vrouw vond dat er sprake was van discriminatie op grond van haar godsdienst

De Belgische rechter had twijfels of de regels over ‘exclusieve neutraliteit’ van de gemeente niet strijd waren met de EU-richtlijn voor gelijke behandeling bij arbeid en kwam met een zogeheten prejudiciële vraag bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het EU-Hof ging in zijn arrest in op dergelijke verboden specifiek door overheden ingesteld. Een overheid die het dragen van een hoofddoek verbiedt in het belang van een neutrale uitstraling, moet volgens het hof bewijzen dat zo’n verbod echt nodig is. Ook met ze haar verbod afwegen tegen de belangen van de individuele werknemer.
Volgens het EU-Hof is de EU-Richtlijn voor gelijke behandeling bij arbeid niet bedoeld om lidstaten één bepaalde visie voor te schrijven. Er is ruimte voor een beoordeling die past in de nationale context. De lidstaten hebben volgens het hof een beoordelingsmarge om te bepalen wat zwaarder weegt: de individuele rechten van de werknemer of het neutraliteitsbeginsel van de overheid.

Het EU-Hof geeft in zijn antwoord op de prejudiciële vraag de Belgische rechter mee dat deze zelf zal moeten bepalen welke benadering voor de gemeente in kwestie moet gelden en waar haar grens ligt om regels te stellen. Het is aan de lokale rechter om te controleren of de gemeente de neutraliteitsregel ’daadwerkelijk coherent en systematisch’ toepast. Een verbod kan alleen gerechtvaardigd worden als er zonder onderscheid één lijn wordt getrokken voor alle godsdienstige uitingen en als de regel wordt toegepast op alle werknemers.

 

DE ZUSTERS VAN SINT WALBURGA TOCH GEWOON EEN SEKSCLUB

In de jaren tachtig deed de politie regelmatig invallen in een seksclub in Amsterdam. De eigenaars waren dit zat en verklaarden hun onderneming tot een 'godsdienst', namelijk de 'Kloosterorde der Zusters van Sint Walburga, Sectie Nederland'. Het zou gaan om een zelfstandig onderdeel van de 'Kerk van Satan'. Voortaan konden de politie-invallen bestempeld worden als een verstoring van een godsdienstuitoefening...

In 1986 boog de Hoge Raad zich uiteindelijk over dit 'religieuze' probleem. De raad kwam tot de conclusie dat 'de activiteiten van Sint Walburga zich niet onderscheiden van de gewone seksclub'. Verderop stelde de raad vast: 'Noch bij de bezoekers, noch bij de optredende vrouwen is enigerlei religieuze ervaring waar te nemen.'

  • Uitspraak Hoge Raad uit 1986 niet digitaal beschikbaar (HR 31.10.1986, NJ 1987/173)

 

BILJARTEN OP ZONDAG

In april 2016 deed het College voor de Rechten van de Mens (voorheen de Commissie Gelijke Behandeling) uitspraak in de zaak van een man die om redenen van geloof niet wilde biljarten op zondag en daardoor belangrijke wedstrijden miste.

De heer X was lid van de biljartvereniging in zijn woonplaats. Vanwege zijn geloofsovertuiging mocht hij op zondag niet biljarten. De man nam deel aan de competitie van de Koninklijke Nederlandse Biljartbond die sommige wedstrijden van X liet spelen op zondag. X vroeg de KNBB zijn wedstrijden op een andere dag te mogen spelen, maar de bond weigerde dit. X legde de zaak voor aan het College voor de Rechten van de Mens.

Het college stelde vast dat het organiseren van biljartwedstrijden op zondag in het nadeel is van mensen die vanwege hun geloof die dag niet mogen sporten. Toch is het organiseren van een activiteit op zondag niet verboden als hiervoor een goede reden is. De KNBB voerde als argument aan dat op zondag de meeste spelers en bezoekers kunnen komen. Volgens het college kon de bond echter niet aantonen dat er minder spelers en bezoekers kwamen als de zondag wedstrijdvrij werd gehouden, dus discrimineerde de KNBB de man door het organiseren van wedstrijden op zondag. Er was volgens het College voor de Rechten van de Mens sprake van een verboden onderscheid door de KNBB jegens X op grond van godsdienst.

 

GELOOF PASTAFARI'S GEEN GODSDIENST

Pastafari’s zijn aanhangers van de Kerk van het Vliegende Spaghettimonster. Voor ongelovigen zijn ze herkenbaar aan een vergiet op hun hoofd. Ze zijn zo aan hun bijzondere hoofddeksel gehecht dat ze er ook mee op de foto op hun ID-kaart willen. Sinds 2016 zijn er regelmatig rechtszaken over gevoerd tot en met de Raad van State in augustus 2018. In februari 2022 kwam er zelfs een uitspraak over van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Op 15 augustus 2018 heeft de Raad van State bepaald dat aanhangers van het zogeheten Pastafari-geloof geen pasfoto mogen inleveren met een vergiet op hun hoofd, waarvan zij vinden dat het in hun ogen een religieuze uiting is.
De zaak was aangespannen door Mienke de Wilde uit Nijmegen die aanhangster geworden was van de Kerk van het Vliegende Spaghettimonster. Toen ze in 2016 een identiteitskaart en een rijbewijs aanvroeg, werden haar pasfoto's geweigerd door de gemeente, omdat zij daarop een vergiet droeg. Volgens haar is het vergiet een heilig symbool binnen het Pastafarisme. De burgemeester van Nijmegen weigerde de gevraagde documenten te verstrekken, omdat het hoofd van de vrouw op de pasfoto's bedekt was. Daarmee voldeden de foto's niet aan de wettelijke criteria die daarvoor gelden.
Mienke de Wilde ging in beroep tegen de weigering van de gemeente. Ze beriep zich daarbij op de vrijheid van godsdienst in de Grondwet. Aanhangers van andere godsdiensten mochten wel met bedekt hoofd op een officiële pasfoto, voerde ze aan.

Uiteindelijk kwam de zaak voor bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze stelde op 15 augustus 2018 vast dat het mogelijk is een officieel document aan te vragen met een pasfoto waarop het hoofd bedekt is, als de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige redenen zich verzetten tegen het onbedekt laten van het hoofd.
Maar was het Pastafarisme wel een godsdienst? De Raad van State bleek van oordeel dat het satirische element in het Pastafarisme zo overheerst dat deze stroming niet aan de criteria van 'overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang' voldoet. Deze criteria maken volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat 'een samenstel van bepaalde opvattingen' tot een godsdienst kan worden aangemerkt. In het bijzonder ontbreekt het volgens de Raad van State in het Pastafarisme aan de vereiste ernst en samenhang en daarom kan deze stroming naar de huidige stand van zaken niet als godsdienst worden aangemerkt.
De Raad van State voegde eraan toe dat het van groot belang was dat men het grote belang inziet om in vrijheid satirische kritiek op godsdienstige dogma's en instituties te uiten. Dat wil echter niet zeggen dat die kritiek daarmee aan te merken is als een gedachtegoed dat door de vrijheid van godsdienst wordt beschermd, vond de Raad van State.

Na de uitspraak van de Raad van State stapte Mienke de Wilde naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat kwam tot hetzelfde oordeel als de Raad van State. De vrijheid van godsdienst in art. 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens strekt zich niet uit tot het Pastafarisme vond ook het Europees Hof op 9 november 2021. Het ontbreekt in het geloof van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster aan de vereiste ernst en samenhang.

Het Europees Hof nam unaniem het besluit de zaak van Mienke de Wilde niet ontvankelijk te verklaren. Daarmee kwam na vijf jaar een eind aan de strijd om met een vergiet op je pasfoto. te mogen.

 

DRUG AYAHUASKA VERBODEN ONDANKS GODSDIENSTIGE BASIS

De Santo Daime-kerk is aan het begin van de twintigste eeuw in Brazilië ontstaan. De kerk beweert terug te grijpen op de traditionele religies uit het Amazonegebied. Belangrijk in de Santo Daime-kerk is het drinken van het Sacrament Santo Daime, een drank gebaseerd met het verdovende middel ayahuaska.

Het Openbaar Ministerie klaagde in 2001 een dame uit Amsterdam aan voor het in bezit hebben van ayahuaska, omdat het middel onder de Opiumwet viel. De Amsterdamse rechtbank oordeelde destijds echter anders. Deze thee was weliswaar verboden, maar vormde volgens de rechter een centraal ritueel in de Santo Daime-kerk.
Daarmee was de kous niet af. De zaak bleef de afgelopen twintig jaar met enige regelmaat terugkomen voor de rechtbank terugkomen. Op 1 oktober 2019 besliste de Hoge Raad dat ayahuasca mag verboden worden. De rechters stelden dat er sprake is van een 'toegelaten beperking op de vrijheid van godsdienst in het belang van de volksgezondheid'.

 

SPEELRUIMTE VOOR NATIONALE RECHTERS BIJ HOOFDDOEKJESVERBOD

In juli 2021 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat werkgevers in de Europese Unie van hun personeel mogen verlangen dat ze hun politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging niet op de werkvloer uitdragen. Onder bepaalde voorwaarden mag een werkgever een werknemer dan ook verbieden om een hoofddoek te dragen en voorschrijven om neutrale kleding te dragen. Het Europese Hof omschreef het als 'de behoefte van een werkgever om een neutraal imago naar klanten uit te stralen en sociale conflicten te voorkomen'.

Het Europese hof oordeelde in twee zaken die in Duitsland speelden, dat een werkgever een werknemer een neutraal uiterlijk kan opleggen. Voorwaarde is dat zo'n werkgever kan aantonen dat bijvoorbeeld het dragen van een hoofddoek de ondernemersvrijheid beperkt.Op zo'n moment weegt de vrijheid van ondernemerschap zwaarder dan de vrijheid van godsdienst, vinden de Europese rechters.
In deze uitspraak benadrukte het Hof dat er in dergelijke zaken een zekere juridische speelruimte zit en dat de wettelijke bescherming van religieuze vrijheden per lidstaat kan verschillen. Nationale rechters mogen dat dan ook laten meewegen in hun oordeel.

 
EUROPEES RECHT

Vooraf

  • Staatsrechtelijk is de Nederlandse wetgeving inclusief Grondwet ondergeschikt aan het Europees recht. Mochten Nederlandse wetten de burger echter méér garantie bieden, dan heeft hij aanspraak op de meest vergaande bescherming, in dit geval van de Nederlandse wet. Lees meer over de relatie tussen Grondwet en Europese grondrechten en de manier waarop de rechter daarmee om gaat.
  • De integrale teksten van de verdragen en andere regelgeving hieronder vindt u bij de downloads.

Handvest Grondrechten Europese Unie

  • Art. 10 lid 1 Hv   Art. 6 Gw spreekt over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, terwijl het Handvest Grondrechten en andere internationale en Europese verdragen doorgaans de ruimere en meer individueel gerichte trits ‘vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst’ wordt gehanteerd.

Europees Verdrag Rechten van de mens

  • Art 9 lid 1-2 EVRM   Ook het Europees Verdrag hanteert het begrip 'vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst’. Het tweede lid noemt de mogelijke beperkingen van dit recht:
    De vrijheid van godsdienst kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen onderworpen dan (...) op het gebied van: openbare veiligheid, openbare orde, gezondheid, goede zeden, bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Uitgelicht

Het kan wéér gruwelijk mis gaan

De risico’s die tot het Toeslagenschandaal hebben geleid, zijn niet verdwenen, stelde voorzitter Van Nispen van de enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening:vast bij de presentatie van hun eindrapport Blind voor mens en recht:
De blindheid voor mensen en voor hun rechten is er nog steeds. Een indringende constatering is dan ook dat het wéér gruwelijk mis kan gaan. Dit kan morgen weer gebeuren, zo lang de overheid zich niet aan de eigen wetten houdt. Zo lang grondrechten niet worden gerespecteerd, waarborgen ontbreken en rechtsstatelijk handelen niet dagelijks in praktijk wordt gebracht. Zo lang geen invulling wordt gegeven aan macht en tegenmacht. Zo lang de staatsmachten blind blijven voor mens en recht. Zo lang blijft het risico bestaan dat mensen door overheidshandelen worden vermorzeld. Dat kan ieder van ons overkomen.
(26.02.2024)

 

Bekijk oude afleveringen Uitgelicht

Nieuw verschenen

trapman cover

Historicus Arnout van Cruyningen schreef een boek over de parlementaire geschiedenis van Nederland met 1848 als sleuteljaar. Het was het jaar dat Thorbecke in zijn ingrijpende grondwetswijzigingen een feit zag worden. Zo’n 175 jaar na dato staat Het Huis van Thorbecke nog steeds als een huis.
In zijn boek gaat Van Cruyningen verder dan het beschrijven van de formele geschiedenis van de parlementaire democratie zoals die zich na Thorbecke heeft voltrokken. Actuele thema’s als het vertrouwen in de politiek, de verruwing van de parlementaire omgangsvormen en andere crises en schandalen blijven in Het Huis van Thorbecke niet onbesproken.
(28.07.2024)

Bekijk overzicht nieuwe boeken

Knipoog

Wij van de Grondwet

Op 2 juli 2024 droeg Hugo de Jonge zijn portefeuille van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over aan Judith Uitermark en die van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan Mona Keijzer.
Bij die gelegenheid hield Wytze van der Woude van het ministerie van Binnenlandse Zaken een toespraak over het belang van de Grondwet. Van der Woude zei onder andere:
De Grondwet verbindt generaties, moet mee bewegen met de tijd en tegelijkertijd niet met alle winden meewaaien. De Grondwet moet je in je hoofd en in je hart houden. Wij van de Grondwet, adviseren de Grondwet!
Van der Woude is directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving op het ministerie van Binnenlandse Zaken.
(geciteerd in NRC 02.07.2024)

Bekijk oude afleveringen Knipoog